LOUIS COUPERUS

"HOOGE TROEVEN"

I.

Het was zeer vroeg in den morgen, te Paxos. In den rozen morgenmist schemerde heel in de verte de blauwige silhouet der bergkammen van Epirus, en van het hooge punt der villa glooiden zacht naar omlaag de valleien der stoere olijven, heerschers van het eiland.

Het was zeer vroeg, zes uur. De villa scheen verlaten, zich vierkant, breed uitbreidende met lange zuilengalerijen, waartusschen beelden stonden en palmen. En in de verlatenheid van het vroege uur was het vreemd het jonge meisje te zien, dat er leunde tegen een der monumentale leeuwen en staarde over de roze-schemerende zee uit.

Zij was misschien een-, twee-en-twintig. Zij scheen heel teêr, in het roze morgenlicht, als een statue van albast tusschen die andere beelden, van zwaar marmer of brons en het was of zij, geheel in het wit, juist levend was geworden, zich, bijna onmerkbaar aan, bezielende in den Griekschen dageraad...

Onbewegelijk leunde zij, hare oogen over de zee, haren arm op den kop van den leeuw. Er was aan haar iets onzekers en vaags, in haar iets hulpeloos', als van een groot kind, met haar azalea-bleeke tint, waarop een paar fijne sproeten, als gouden vlakjes; haar gulden blond haar en hare sprookjesoogen, groen als smaragden.

Toch was zij niet mooi: de bekoring, die in haar was, was het meest om hare kinderlijkheid...

Het was zes uur. Vreemd was het, dat zij daar, zoo vroeg al, stond; vreemder, dat jaloezie-deuren zacht krakend opengingen en koningin Alexandra ook buiten kwam, in de galerij. Zij zag, met zwarte oogen, die verblindden, verblindden van ingehouden vuur, vuur van hartstocht, van

eerzucht, vuur van laaiend leven.

- Elena! sprak ze.

Hare stem, die riep, was vreemd magnetisch bekorend. Die stem was op dit oogenblik, verbannen als zij was uit haar land, hare grootste macht misschien.

Het meisje hoorde dadelijk, keerde zich om, liep naar de koningin toe. Deze zoende haar, als een dochter, hoewel zij hare hofdame was.

- Wat doe je daar, kind?

- Ik? Niets, Mevrouw! Ik kon niet meer slapen...

- Waarom niet?

- Ik weet niet: ik kon niet meer... De koningin zweeg een oogenblik, zag uit over de zee: er was niets te zien. Ginds, in de helling van het eiland, lag de stad, lagen enkele schepen in de haven, in het roze licht.

- Wanneer wordt het yacht van Zijne Majesteit te Paxos verwacht? vroeg zij in eens.

Elena werd heel bleek.

- Ik meen om... om acht uur.

- Ik dacht vroeger...

- Het kan zijn...

- Briani zei gisteren avond: zeven uur.

- Het kan zijn... stotterde het meisje.De koningin zag haar raadselachtig aan.

- En Uzelve, Mevrouw, meende Elena te moeten zeggen: kon U ook niet meer slapen?


De koningin bleef haar aanzien, glimlachte eindelijk en zei toen, met hare stem van muzikale macht:

- Neen... Ik dacht zooveel aan Zijne Majesteit: ik heb mijn zoon nu in geen vijf maanden gezien...

- Ja, in geen vijf maanden...

- Niet waar: in geen vijf maanden? vroeg de koningin weêr, raadselachtig, met nadruk.

Elena zweeg. Toen ging de koningin voort:

- En nu woû ik hier uitzien, over de haven, tot het yacht komt...

Het meisje werd nog bleeker: toch had de koningin heel achteloos gesproken. Zij

ging nu naar een staanden verrekijker, boog zich even en tuurde... Toen richtte zij zich op, en:

- Wij zullen hier dus maar blijven, niet waar?

- Zooals Uwe Majesteit wil, sprak Elena zacht.

De koningin was gaan zitten; zij zwegen beiden. Vreemd ledig waren zij daar nu, in afwachting...

- Ik ben blij, dat Wladimir komt, zei de koningin na een lange poos. Het is hier heel vervelend, met àl onze logés.

- Waarom blijft U hier? Laat ons naar Weenen gaan, naar Parijs...

De koningin zag haar aan.

- Dat meen je niet...

- Waarom zoû ik dat niet meenen?


- Omdat je heel goed weet, dat ik in Weenen of Parijs... Zijne Majesteit minder zoû zien.

Het meisje kreeg een schok: zij vermoedde, dat de koningin met haar speelde, maar zij was eene zeer passieve natuur: zij kon niet anders dan dit spel dulden.

- Waarom zoû dat hoeven? vroeg zij, werktuigelijk: de woorden kwamen zoo: ze konden niet anders komen...

- Het is zoo moeilijk voor Zijne Majesteit naar Weenen of Parijs incognito te komen: officieele visites kunnen niet herhaaldelijk gebeuren: hier is dat alles heel anders...

- Dat is zoo.

- Maar het is hier wel heel vervelend, heel vervelend...

Hare armen vielen slap neêr, gedwongen werkeloos, gedwongen apathisch. Nadat zij uit Thracië, haar klein koninkrijk, verbannen was, om mislukte intrigues: omkoop bij verkiezingen, geknoei met ministers, verbannen door invloed van groote mogendheden, - nadat haar zoon regeerde, door die zelfde mogendheden ten troon gebracht, verveelde zij zich. Zij had mooi op hare villa zich eene kleine hofhouding scheppen, gasten vragen: de bohême der vorstelijke huizen van Europa:

zij verveelde zich. Zij was geboren voor verwikkeling, intrigue. Het was haar niet genoeg, dat zij mooi was, dat zij een ruim jaargeld had, dat men haar vierde en dat zij leefde naar haren vrijen lust: zij moest intrigue hebben. Dat geknoei met ministers, met staatslieden, tijdens die vroegere verkiezingen - een berucht Europeesch schandaal - dat was haar element.

Hare verbanning was haar bijna niet onwelkom geweest, om hetromantische ervan. Want zij had gerekend gauw in triomf terug te keeren en dan ware hare verbanning een interessant verleden geweest. Maar de triomf bleef uit... Nu kwam haar zoon, koning Wladimir, haar bezoeken, voor een paar weken. Wat zoû hij haar brengen, als

verrassing? Het besluit der Staten, dat haar terugriep...? Zij twijfelde er aan, hoe zij er ook aan hoopte: zij twijfelde, omdat zij wist de tegenkanting der groote mogendheden. Trouwens, die geheele troonsbeklimming van haren zoon was haar eene teleurstelling geweest. Zij had daaraan niet dadelijk kunnen denken, met hare verbanning. De evenementen van het leven waren altijd verrassingen. Maar het uitroepen van de republiek ware haar nog liever geweest. En dan zij later terug in triomf... Maar nu, nu kon zij nog alleen maar hopen op eene intrekking van haar verbanningsdecreet en daarna op geheimen invloed achter haar zoon...

Die gedachten waren dof om haar heen, in het roze licht van dien morgen. Toen zag zij naar Elena, die stil zat, bleek.

Iets begon zich te weven door de doffe gedachten der koningin.

- We zullen zien, dacht zij.

En zij bleef naar Elena kijken, zeer oplettend. Zij vond, dat dit broze, blonde kind er toch uitzag als voorbeschikt om slachtoffer te zijn. Er waren menschen, die geboren waren, om slachtoffer te zijn.

Toen zag zij uit naar de zee, naar de kammen van Epirus.

Zoo, stil, bleven de beide vrouwen, uitturen naar het yacht van koning Wladimir. Het was over zevenen, toen zij het daar, in de verte, zagen... naar boven

II.

Het was dien dag alles vroeg op de villa. De jonge koning was aangekomen en alle gasten zijner moeder waren op om hem te ontvangen. Het was als een garden-party daar op de terrassen, in de galerijen, in den warmer en warmer wordenden lentedag.

Het waren er vroolijke groepen, heeren, dames, enkele uniformen. Er lag over dat gezelschap een bizonder waas, iets bitters, iets ongegeneerds,
iets would-be onverschilligs. Een sarcasme werd met een cynischer repliek beantwoord. Het was er de bohême der vorstelijkheid van Europa: van die gekroonde zwervelingen, die of door eigen wil of door omstandigheden uit hun element gerukt zijn. Zij hadden elk hunne satellieten: getrouwen, die getrouw bleven om de een of andere reden van egoïsme. En in de lange, marmeren galerijen, tusschen de palmen en beeldengroepen, was er over al die gelaatstrekken eene vreemde décadence, die als voorspelde eene andere eeuw: iets slechts, dat van een naderend einde sprak. Het was er iets licht demonisch', dat er even trilde in den glimlach en den flirt der vrouwen, in de brutale aardigheden der mannen. Daarover heen wemelde nog een waas van souvereine hoogheid,als een verbleekte glans van kroonjuweelen: brutale, valsche steenen. In een der galerijen - uit nog een zweem discretie verder verlaten - liep de koningin Alexandra met Wladimir op en neêr. Ernstig was hun gesprek; smeekend de stem der koningin; quasi kinderlijk, alsof hij het toch niet helpen kon, de stem van den jongen koning. Een groote, sterke jongen van negentien jaar, geheel en al een man, bizonder forsch en breed in zijn spannende uniform, met het nieuwe frissche koningsbloed van zijn parvenu-geslacht dol blij bruisend door zijn aderen. Zijn kleine kop met kort kroeshaar en half gesloten, loerende oogen, met zijn zwaren, zinnelijken mond, waarom viriel dons van baard en snor, was, in zijn jeugd, als de kop van een jongen Caracalla; om zijn mond, tusschen zijn vleezige wangen, speelde altijd een onvertrouwbare lach, zonder diplomatie, maar met een blijde sensualiteit. In zjne kracht was iets vreemd lenigs, als van een jongen, mooien tijger.

De koningin, heel jong nog, heel mooi, bizonder elegant, hing aan zijn arm. Zij smeekte hem, in een stortvloed van teedere woorden; zij gaf zich aan haar zoon, zooveel zij dorst. Hij, met zijn sensueelen lach, bleef zich verontschuldigen en altijd was zijne stem kinderlijk, half ongelukkig. Zij zag hem niet als hij was. Zij zag niet, dat deze sterke jongen al heelemaal een man was, niet alleen naar leden maar ook naar ziel. Zij meende, zij, als moeder, met hare menschenkennis, zoû hem kunnen laten doen naar haar wil. En dat zij stuiten bleef op zijne aangenomen kinderlijkheid maakte haar wrevelig: was hij dan zoo dom!

Hij, hij hield zich dom. Hij kon er heusch nog niets aan doen, mama'tje. Het was voor hem ook een teleurstelling geweest. Maar de Minister-Prezident, de ministers, de Staten.... Het was heusch zoo moeilijk. Dan
de groote mogendheden: altijd die soort van voogdij, vooral van Liparië... En hij hakkelde zijne frazen voort. Toen zeide hij haar een compliment. Hoe mooi zij was, hoe jong: zij was net een groote zuster van hem.... En hoe goed haar al die antieke kant stond. Alleen heel mooie vrouwen, met haar mooi teint, konden antieke kant dragen: iedere andere vrouw werd er geel van....

Toen warrelde hij in de lange kanten van hare bloote armen, met zijn gretig woelende hand, en met nog iets kinderlijks erbij. Toen gaf hij haar een zoen op haar onderarm. Een domme, perverse jongen, dacht zij, terwijl zij hem liet begaan. Zij, ze was pervers, maar dom was zij niet. Dat had hij van zijn vader. Maar

toch, zijne vleiende woorden hadden haar gestreeld. En zij zette zich neêr, trok hem bij zich, en, ziende, dat erop dit oogenblik toch niets beslists van hem te verkrijgen was, ontvouwde zij levendig een heel program van feestelijkheden, te zijner eere.... Nog meer logés zouden er komen; zeg, wie woû hij er nog bij hebben?

- De gravin Costi, zei hij dadelijk.

Zij lachte luid. Zijne loerende oogen keken haar schuin aan, een zinnelijk verlangen was om zijn mond. Maar zij verdedigde zich; neen, de gravin Costi zoû zij nooit vragen! Die had zich zóo onmogelijk gemaakt, zoo alle convenances over boord gegooid. Dat ging nooit.

Hij werd boos. Hij had gerekend op de gravin Costi en hij moest iedere gril ingewilligd hebben: anders werd hij razend.

- Neen, Wladimir, heusch, ik kan haar niet vragen!

Met een ruw gebaar zwaaide hij zijne hand uit, hen allen wijzende.

- En die troep daar? vroeg hij rood van woede. Daar is niets beters bij, dat is toch ook allemaal....

Hij zei een ruw woord. Zij werd ernstig, sloot op elkaar hare mooie lippen in een stille verontwaardiging. Toen, als een moeder wilde zij hem terecht wijzen.

- Ach wat! vloekte hij en hij stond op, om te gaan.

Zij greep zijne hand. Zij smeekte hem, in Godsnaam weêr geen scène te maken. Zij was zoo gelukkig hem te zien. Zij zoû alles voor zijn pleizier doen. Al die feesten.... En als hij absoluut de gravin wilde hebben.... dan zoû ze zien: er met Briani over spreken.

- Wat heeft die er meê noodig?

Maar zij verdedigde Briani: haar raadsman, zonder wien ze immers niets deed.

- Zonder wien u niets durft te doen! tartte hij en zijn blik, die loerde, zeide haar duidelijk, dat hij wel wist, dat Briani meer dan haar raadsman was.

Zij lachte, sprak met hare liefste stem, in doodsangst, dat hij toch een scène maken zoû. Opnieuw ontvouwde zij haar program: een verlichte gondelvaart op zee, des avonds; tableaux: al die dames zelve zouden nimfen voorstellen....

Hij vroeg, gretig, détails: zij gichelden nu met elkaar. Gelukkig, hij werd weêr handelbaar, haar jonge welp. Dat bloed van hem moest maar eerst uitbruisen, hoe eerder hoe beter en daarvoor maar niets gespaard....

Maar eensklaps, onder de groepen in de zijgalerij, zag hij Briani; de secretaris praatte met prins Edzard van Karlskrona en met een jong meisje in het wit....

- Is dat Elena? vroeg hij, turende, want hij was bijziende.

- Ja, antwoordde de koningin.

En eensklaps weefde het weêr tusschen hare gedachte.

- Hoe vindt je haar? vroeg zij.

Hij haalde onverschillig zijn schouders op.

- Niets aan, sprak hij.

- Ik dacht, dat je haar verleden nog al lief vondt: je sprak veel met haar?

- Ik, neen! verdedigde hij zich.

- Niet? vroeg zijverwonderd, zich twee lange tête-à-tête's herinnerend.

Hij probeerde haar recht aan te zien, met zijn kleine oogen, om haar te overtuigen.

- Wel neen, sprak hij. Ik vind het een bleeke pop. Niets aan. naar boven

III.

Het was na het lunch, een vroolijk lunch, dat lang geduurd had in den warmen middag. Nu, met verhitte gezichten, met een sparkeling van champagne nog in hunne oogen, liepen de logés van koningin Alexandra wat rond door de galerijen, lagen zij hier en daar neêr, lui turende naar de verre zee, beneden om het eiland heen, of zij zochten hun eigen weg, trokken zich terug voor een siësta, gingen toeren....

Tusschen een groep dames lag prins Edzard van Karlskrona lang uit, rookende een zeer lange sigaar, en ze allen hullende in een wolk. Hij vermaakte ze, en ze

luisterden allen toe. Hij deed een lang, kleurrijk verhaal, omtrent de revolutie in Liparië; hij had die meêgemaakt, meêgemaakt, hoor! En hij beweerde, dat hij incognito had geholpen om den brand van het Paleis der Parlementen te blusschen. De hertogin van Luca lachte luid uit.

- Ik geloof er niets van, beste jongen!

- Gelooft u me niet?!

- Neen! Et pour cause: die historie in Liparië is nu juist, op den kop af, een maand geleden, niet waar?

- Ja, en wat zoû dat?

- En je handen zijn te gesoigneerd, je nagels te lang, dan dat je een maand geleden een brand gebluscht zoû hebben...

Prins Edzard beweerde, ernstig, dat in een maand nagels een heel eind groeiden. Maar Briani voegde zich bij hen, blijvende staan, de handen op den rug: een lange, slanke, voorname figuur.

- Wat is er van Liparië?

- O, heelemaal geen politiek! verdedigde prins Edzard zich. Hoû je bedaard, beste kerel. Wees maar niet bang. Ik zal er geen hand in steken, in jullie gescharrel!

Briani werd even bleek en de dames keken een weinig verlegen naar elkander om. Prins Edzard had een blunder gezegd, zooals altijd.

- Ik weet niet welk gescharrel Uwe Hoogheid bedoelt, liet Briani glimlachend als in het voorbijgaan van zijn lippen vallen. Ik hoorde alleen een klank....

- En die interesseerde je, hè?!

Hij maakte het erger, de goede jongen. De hertogin van Luca vond, dat hij iets van een hollend veulen had, hoe lui hij daar ook lag, in zijn wit flanellen pak, met zijn lange sigaar. En Briani, met een vagen glimlach, meenende, dat alle diplomatie aan dezen palurk toch verkwist zoû zijn, draaide zich op zijn hakken om en wandelde, altijd de handen op den rug, verder.

Prins Edzard keek de dames aan.

- Een nette manier om je te verlaten...!

De hertogin schudde haar hoofd.

- Ikben weêr niets tevreden over je, mon Prince-Charmant.

- Waarom niet?

- Ik begrijp niet, hoe iemand in twee korte zinnetjes zooveel onoverdachts kan zeggen als Uwe Hoogheid juist nu kans heeft gezien te doen.

Prins Edzard vlijde zich gemakkelijker uit.

- Zeg eens, ik ben hier niet gekomen bij onze lieve Majesteit van.... ik zal maar zeggen, Paxos, om me te bedenken. Ik zeg de dingen, flup, zooals ze me voor den mond komen. Je moet het niet van me vergen, lieve hertogin. God, ik heb al zooveel moeten bedenken in Liparië. Ik ga nu eens vacantie nemen. Erfprins af, hoor!

En hij schaterde het luid uit.

Zij vonden hem vermakelijk, maar schandalig, schandalig. Een enfant terrible, een stoute jongen, een ondeugend kind. Maar wat een gelukkig temperament. Geen oogenblik kwam het bij hem op, dat bij zich voor iets behoefde te schamen. Zij kenden allen zijne geschiedenis: trouwens, hijzelve had ze haar met kleuren en geuren al zoo dikwijls verteld. De revolutie uitgebroken in Liparië, waar hij op verlangen zijner ouders, Gothlandsche vorsten, om zijne erfprinsrechten lang gewoond had, en zijn vlucht met zijn yacht naar Paxos, naar de koningin Alexandra, in dien nacht, toen de verbitterde volksmassa's het keizerlijke paleis genaderd waren en de boel aan alle kanten kraakte... In zijn vaderland, Gothland, had hij zich geheel onmogelijk gemaakt; hij dorst er zich niet meer vertoonen, gebrouilleerd met zijn ouders, zijn engagement met zijn nichtje, de prinses Wanda, verbroken... Maar heusch, hij had een te gelukkig temperament; hij kon zich dat alles niet aantrekken. Het leven was te kort; je moest ervan pakken, wat je kon....

Briani was naar de koningin Alexandra gegaan. Zij zat met haar zoon en zij had in hun gesprek Elena geroepen en er haar in gemengd: zij maakten daar een groep bij de leeuwen van de terrastrappen onder de rood en blauw en geel gestreepte marquise en zij zagen op de groep van prins Edzard, in de middagschaduw der zuilen.

En de koningin, toen Briani naderde, vroeg:

- Wat is daar?

- Niets, Mevrouw: Edzard, die onhebbelijk is....

Hij haalde de schouders op.

- Ik hoorde iets....

Briani stelde haar gerust.

- Niets....

- Elena, zei de koningin als tegen een kind, ga eens zien of de platen voor de kostumes van het bloemenbal in mijn boudoir klaar liggen. Leg ze anders klaar. Wij komen dan dadelijk....

Het meisje ging, onderworpen. Daar, om prins Edzard, schaterden de dames luid om een van zijn grappen.

- Wat is er nu? Vroeg de koningin weêr, terwijl Elena zich in de villa verwijderde.

- Ik verzeker U: niets...

- Ik hoorde: Liparië...

- Hij vertelde van zijn prouesses gedurende de revolutie.

De jonge koninglachte.

- Hij is aardig, gaf hij toe. Hij verlangt volstrekt niet, dat je hem gelooft, als je hem maar laat praten...

Zij zwegen alle drie, even niet wetende wat te zeggen, verlegen voor elkaar, elk vol geheime gedachte. Die klank, Liparië, wekte veel gedachte in hen. Liparië was de groote mogendheid, die den zwaarsten druk van voogdij uitoefende op het kleine koninkrijk van Thracië. Liparië wenschte het zoo: den jongen Wladimir op den troon en koningin Alexandra verbannen. En, schijnbaar vriendschappelijk, was er een grens
tusschen de moeder met haar gunsteling en den zoon. Aan beide zijden van die grens waren zij, trots hun vriendschappelijk gesprek, als vijanden. Die stemming van vijandschap doemde even in Alexandra op. Maar zij gaf niet aan ze toe, omdat dit onaangenaam zoû zijn. Wladimir was toch haar kind en ze hield van hem op hare wijze, als haar jongen, onbesuisden welp. Zij kende hem alleen zoo: een onbesuisde welp. En zij meende, dat het beter zoû zijn, op dit oogenblik niet met Briani te spreken over Liparië; het kon Wladimir misschien ergeren...

Maar haar zoon, met zijn gewone kortheid, stond in eens op als gedrukt om hun stilzwijgen en sprak de groep om prins Edzard aan... Alexandra volgde hem met de oogen... Vreemd was hare moederlijkheid met eerzucht en intrigue-lust in tegenspel, terwijl zij daar stilzwijgend zitten bleef, hare houding de armen slap neêrhangende tusschen hare antieke kanten - uitdrukkende zoo duidelijk hare gedwongen apathie en gedwongen werkeloosheid, hare immense verveling. Hare oogen weidden over het eiland, over de zee. Te klein was die horizont. Een bittere trek kwam om haar mond. Zij had verlangd naar haar zoon en nu hij er was, betreurde zij het, binnen een uur. Hij, Wladimir, had óok geen rust bij haar, als zij een oogenblik zweeg. Het ware beter geweest als hij maar niet gekomen was. Vooral als hij haar toch niets meêbracht, geene verrassing, geene belofte zelfs van het intrekken van haar verbanningsdecreet. En hare gedachten weefden zich voort... Als zij hem weêr eens naar Liparië zond; zij had een idee, dat zoo men hem in Liparië dikwijls zag, men zijn woeste jeugd ongeschikt voor een troon zoû oordeelen, en haar misschien... En dan, met eene haar genegen omgeving om hem heen. Zijn laatste officieele bezoek aan keizer Othomar had wel niets bewerkt, maar de omgeving, die hem toen omringde, was haar weinig vriendschappelijk geweest. Als zij Briani afstond aan haar zoon: zij wist, dat hij Briani gaarne wilde, omdat Briani een fijn diplomaat was... Ja, gedurende dit bezoek te Paxos, zoû zij invloed uitoefenen op Wladimir en op zijne omgeving en een paar elementenzien te vervangen door andere....

- Waar denkt Uwe Majesteit aan?

vroeg Briani, die bij haar stond en rookte. Zij glimlachte bitter en trok even met hare schouders. Maar zij zag haar secretaris aan, gestreeld om zijne beleefdheid, die hij nooit tegenover haar uit het oog verloor, zelfs
niet al waren zij samen. Hij had manieren: betere, dan Wladimir....

- Zeg mij, waar denkt Uwe Majesteit aan? herhaalde Briani, als met een zachte suggestie.

Maar zij bleef volharden in haar zwijgen; zij maakte een vaag gebaar met de hand, als een onzekere arabesk, als wist zij niet wat, hoe, als kwam het er niet op aan, waaraan zij dacht... Briani vroeg niets meer, rookende... Ja, als zij hem naar Liparië zond... Zijne driften en ongemanierdheden intoomen in het Imperiaal, zoû hij niet lang kunnen: hij zoû zich niet lang kunnen inhouden... O, als ze maar zelve meê dorst gaan! Ze wist het wel: de keizer was weinig gevoelig voor vrouwelijke seductie, maar tocb, toch... als ze maar dorst gaan, zoû zij... Maar het kon niet: hoe hàd zij kunnen gaan?! Als een smeekeling, incognito... dat zoû de eenige wijze zijn en dit verbood haar heure fierheid, en daarbij, fierheid nog op zij: het zoû gevaarlijk zijn ook... O, het was een chimère... Neen, zij kon niets, gevangen op Paxos, op hare hooge villa, met de zee aan alle kanten. Hoe klein en hoe vervelend! En niets dan die logés... En wat een logés... prins Edzard en de hertogin van Luca en hun slag en misschien zelfs wel een gravin Costi... O, zij voelde het: zij was gezonken, bitter, bitter laag gezonken... Zij was dom geweest. Als zij er ooit weer boven op kwam, dan...

Er boven op: was er dan éenige hoop...? Wladimir: ja, zij was zijn moeder.... Maar zij kon daar niet bij blijven stilstaan. Zij moest met haar zoon werken: hij moest in hare hand een werktuig worden. Hij was zoo jong, zoo piepjong: een onbesuisde welp. Hij zoû niet altijd weten wat hij deed; hij deed altijd dwaasheden, ondoordachte dingen...

En in eens, als in een hellen straal, zag zij het duidelijk voor zich... Elena, Liparië...: het glansde voor haar uit. Dat was het licht, de hoop... Hare prachtige oogen starrelden, hare trekken ontloken in een glimlach: in hare houding kwam een lijn van energie, van de energie der vrouwen, die gewoon zijn met éen woord, éene beweging veel te bewerken, als zij dat woord en die beweging maar overdacht hebben en te pas weten te brengen...

Briani was haar aandachtig blijven aanzien. Hij had niet meer willen aandringen, maar toch nu, ziende de nerveuze verandering,die hare
apathie bezielde, vroeg hij nog eens, op zijne wijze van zacht indringenden hoveling, die meende geheel het hart te weten van zijne meesteres en maîtresse:

- Maar waar denkt Uwe Majesteit dan toch aan?

- Aan niets, sprak Alexandra vroolijk, vlug opstaande. Aan niets... Laat ons naar ons boudoir gaan; daar wacht Elena met de platen voor het bal... naar boven

IV.

In het boudoir - een klein zeshoekig zaaltje met een koepelvormig plafond, dat beschilderd was met een treille-werk, waardoor een lucht blauwde en waartusschen putti klommen en stoeiden was Elena al klaar met het uitzoeken der platen, vele naar Walter Crane, wiens Flora's Feast aan de koningin het idee van haar bloemenbal had ingegeven. Zij stond te wachten, hare oogen droomende op de verschillende roze en gele kostumen der chrysanthemen, toen zij stappen hoorde en meende, dat de koningin kwam.

Maar in de deur, ophoudende de recht neergevallen roze fluweel en portière, die tusschen de pilasters hing, verscheen de koning.

- Is Hare Majesteit nog niet hier? vroeg hij.

- Neen, Sire....

- Maar zij komt toch gauw?

- Ik geloof zoo, Sire....

Hij naderde.

- Waarom "Sire"? vroeg hij.

Het meisje verschrikte.

- Ik begrijp U niet... stotterde zij.

- Je noemde me toch vroeger anders, Elena.

- Vroeger! glimlachte zij bleek. Al zoo lang geleden.

- Niet zoo heel lang. Hoe lang?

- Jaren geleden, Sire; toen wij kinderen waren....

Hij stampvoette, en smakte ongeduldig met de tong.

- Schei nou uit met "Sire"! beval hij. Zeg Wladimir.

Zij aarzelde.

- Zeg "Wladimir"! drong hij, bijna dreigend.

- ... "Wladimir"! stamelde zij.

Hij glimlachte en zag haar een poos aan. Zij beefde en hield zich met een hand vast aan de tafel; enkele platen gleden af.

Zij wilde zich bukken.

- Laat dat, beval hij. Ik zal ze oprapen.

- Sire....

- God nog toe! vloekte hij en keek haar razend aan. En hij dreigde haar met den vinger.

- Als je het nu nog eens zegt.... En àls je die platen opraapt...!

Zij poogde te glimlachen, heel rood. Toen raapte hij de platen op en legde ze op de tafel.

- Ik dank U zeer, sprak ze.

Hij zag haar weer aan, met zijn blik van moedwilligen jongen.

- Hoe? vroeg hij.

- Ik dank U, herhaalde zij, zeer verward.

Hij was gaan zitten.

- Hoe...? dwong hij weêr.

- Ik begrijp U niet.... U maakt altijd gekheid.

- Elena, sprak hij; kom eens hier en geef me een zoen.

- Neen, neen, verweerde zij zich.

- Kom hier, zeg ik....

Zij begon te lachen van zenuwachtigheid.

- Hier...! beval hij, met zijn vinger wijzende, bijna als tegen een hond.

Zij was niet beleedigd: zij hield van hem zoo, moedwillig, dwingeland: zij aanbad zijneruwheid. Zij voelde, dat zij die ruwheid aanbad: zij voelde zich vreemd gloeien van warmte. En zij kwam nader....

- Maar.... maar Wladimir....

- Kom hier op mijn knie zitten en geef me een zoen. Maar gauw, anders komt mama....

Zij was dichter gekomen en hij trok haar in eens naar zich toe, duwde haar op zijn schoot en zoende haar woest... Zij sloot de oogen, half zwijmende...

- Sta op, gauw! beval hij weêr. Gauw, daar komt mama...

Het jonge meisje, trillende, was opgestaan, maar zij was nog geheel verward en wankelde. Stappen naderden: de koningin en Briani; toen zij
binnenkwamen was Elena, staande, bezig met de platen en Wladimir bezag een kostuum van meidoorn: een harnas met doornige punten en aan den helm een groote neêrzwierende pluimenbos van bloesem...

- Wat denkt u van dit, voor mij? riep hij dadelijk Alexandra tegen.

De koningin had even naar Elena gezien, en toen naar haar zoon. Zij vermoedde iets. Maar zij zeide alleen:

- Meidoorn? Neen, niet voor jou, Wladimir: dat is aardig voor je pages.

- Neen, niet vroolijk genoeg voor pages, wierp hij tegen met zijn korte stem. Voor pages hier, die klaprozen; die negers met roode hoeden en trommen....

- Ik had je eigenlijk willen hebben als rozekoning, in dit kostuum.

- Ja, dat is lief voor mij! lachte hij haar uit. Ik dank u, dat is me te sentimenteel. \

- Dan als de zon, Wladimir... Jij, de zon, met een gevolg van zonnebloemen.

- De zon? bedacht hij zich. Maar wat voor een kostuum?

Elena klapte in de handen.

- O, ja, de zon! sprak zij opgetogen. Uwe Majesteit als de zon....

Zij ontmoette de oogen van de koningin en Briani en daarom eindigde zij kalmer:

- Want dat kan een heel mooi kostuum worden.

- Maar hoe? vroeg hij.

- Dat zullen we zien, berustigde Alexandra hem. Dat is niet in eens te zeggen. Geel satijn en goud en een groote aureool om je hoofd en misschien een zonnekar; zoo iets dergelijks....

- En u als roos? vroeg hij.

- Neen, beste jongen, lachte zij; de rozen zijn me ook te doucereus, even als jou. Ik als gele chrysanthemum....

- O, Mevrouw, ja...! juichte Elena. Briani lachte.

- Wat een last, voor al die dames haar kostumes zullen hebben uitgekozen.

- Dat moet vandaag gebeuren, besliste de koningin. Van avond. Morgen komt een regiment naaisters... Het is wel huiselijk; een bloemenbal op Paxos! En zij lachte bitter, ironisch.

Ja, het zoû nog een groote moeite zijn. Alles moest van buitenaf komen in een week tijds. En de kostumen ergens bestellen, dat wilde de koningin niet; dan werd het toch niet goed. Onder hare leidingmoest alles gebeuren.

Buiten klonken stappen; een verward rumoer van vroolijke stemmen als een protest van de logés, daar in de achterhall. Een geklop op de deur.

- Wat dan toch? vroeg Alexandra ongeduldig.

De deur werd op een kier geopend, prins Edzard lichtte de portière op; achter hem tuurden gezichten van dames.

- Maar, lieve Majesteit, wat beduidt dat nu? riep hij. Aan het samenzweren zonder ons? Mogen wij niet onze pakjes bekijken?

- Van avond! decreteerde Alexandra en wees hun de deur.

Een ontevreden gemopper tusschen hen allen. Van avond, van avond pas; en wat gebeurde er dan nu...?

- Daar hebben jullie niet meê noodig; van avond heeft de groote beraadslaging plaats. Allons, hoep, voort!

Zij joeg ze met een klap in de handen weg, als een troep kippen. Edzard
protesteerde hoog, morrelde aan de deur.

Alexandra schoof een grendel voor.

- We willen nu zien! Schreeuwde Edzard.

- Er is nog niets te zien: pak je weg!

- We willen binnenkomen!!

Hij bonsde op de deur met zijne vuisten. Alexandra gaf Elena een wenk de platen bij elkaar te pakken, gauw, gauw; toen joeg zij Wladimir en het jonge meisje door een andere deur naar haar slaap- en kleedvertrek... Daarna gaf zij een wenk aan Briani, schoof zacht den grendel weg, kwam ook hare kleedkamer binnen en grendelde daar de deur. De jonge koning en Elena hadden groote pret.

- Majesteit, Majesteit! riepen de dames.

- De deur is weêr open... hoorden zij prins Edzard zeggen.

En de prins opende de deur: zij schenen allen binnen te stormen, in het leêge boudoir. Kreten van teleurstelling, imprecaties tegen Briani, die beweerde niet te weten waar de koningin gebleven was.

- Flauw! riep Edzard.

De dames durfden niet verder doordringen, hoewel prins Edzard ze ophitste. En zij schenen langzamerhand, onder protestbetuigingen, met Briani af te trekken.

- Dank je wel! zei de koningin, veilig nu met haar zoon en Elena. Als we ze binnenlieten, zoû ieder een opinie hebben en dat is niet noodig; dan komen we nooit klaar. Wij zeggen alles zooals het zijn moet. Van avond hooren zij waar het op staat. En wie niet tevreden is, kan ophoepelen.

En met hun drieën, de koningin in het midden, vielen zij vroolijk neêr op een divan en bezagen de platen, ontwierpen de kostumen en stelden het programma van het bal vast.

De hand van den koning beroerde telkens de vingers van het jonge meisje, die opschreef wat de koningin vaststelde; Alexandra, onder het dicteeren, dacht aan heel iets anders dan een bloemenbal. naar boven

V.

Een drukte van voorbereiding vervulde de villa: naaisters waren gekomen, ateliers werden ingericht; de koningin had het zeer druk, liet over alles het ooggaan. Op een morgen gaf zij aan Briani op tal van uitnoodigingen te schrijven, naar alle punten der Middellandsche Zee, naar alle punten van Europa, van waar de invités in een paar dagen Paxos zouden kunnen bereiken. En hoewel ze inderdaad geheel andere ideeën in haar hoofd had, was zij toch gestreeld, toen enkele dagen daarna de Europeesche pers haar bloemenbal overal met fabelachtige berichtjes aankondigde, toen zij in de mondaine kronieken al kleine geheimpjes vond verraden, - de namen der hooge invités, die alleen voor dit "bal très sélect" naar Paxos zouden gaan -; toen hare villa genoemd werd de toovertuin der schoone vorstelijke bannelinge, die er hare revanche nam door een ideaal feest. Gelukkig: men bemoeide zich in Europa weêr met haar; het werd tijd.

Zoo, op een morgen, noemde zij Briani nog enkele namen, aan wie de laatste invitaties verzonden moesten worden, toen Briani haar vroeg:

- Denkt Zijne Majesteit er nog over naar Liparië te gaan?

- Half en half, antwoordde de koningin. Het zoû als beleefdheid zijn, omdat Zij toch in de buurt is. Maar misschien is het niet noodig. Daarbij, het is in Liparië nauwlijks kalm, na de revolutie. A propos, Briani. Ik heb je al lang iets willen voorstellen. Het zoû voor mij een offer zijn...

- Een offer?

- Ja. Wladimir houdt niet van zijn particulieren secretaris: zoû je lust voelen dien te vervangen?

Hij begreep haar dadelijk. Zij waren aan elkaar gewaagd. Hij begreep, in
eens, dat zij hem moê was, en dan, dat er nog iets anders was: wat, wist hij niet precies. Hunne liaison was geen hartstocht, nooit geweest. De koningin had hem genomen in een oogenblik van verveling, toen zij verliefde op zijne oogen. Ze wist dat precies; hij had een blik in zijn oogen en daar was ze verliefd op geworden. Dat was alles. Nu was die charme afgesleten. De lijn van zijn rug verveelde haar. Iederen dag verveelde die lijn haar meer en meer, iederen dag zag zij duidelijker zijn rug, die haar ergerde. Hij had iets zeer zachts, iets voornaams, iets liefs in zijn oogen, maar die rug...!

- Zie je, ging zij voort; het zoû voor mij een offer zijn. Ik zoû je verliezen. Maar hier bij mij heb je geen toekomst en bij Zijne Majesteit wel. En daarom zoû ik het offer er voor over hebben...

Hij boog, licht ironisch glimlachend. Maar zijn eerzucht werd geprikkeld. Toen de koningin verbannen werd, had hij niets dan haar gehad en hij had zich aan haar vastgeklampt. Maar als er sprake kon zijn van het particulier-secretariaat bij den koning...

- En wij zouden altijd goede vrienden blijven,niet waar? sprak ze.

- Maar hoe denkt de koning over me? vroeg hij.

- De koning zoû je graag willen hebben.

- Heeft U er dan met Zijne Majesteit over gesproken?

- Zoo half en half...

Zij kon hem wel aan Wladimir laten; hare geheimen wist Briani niet; die wist niemand. Zij schreef zelden brieven. Verder had zij grooten tact sporen uit te wisschen. Alleen toen, met het ministerschandaal in Thracië, toen was zij dom geweest... Dat was een déveine geweest: zoo was het leven, zoo wisselde het van kans. En Briani, dien zij in zekeren zin gehecht aan haar wist, zoû bij den koning een vijandig element vervangen...

- Weet je ook, waarom het zeer goed zoû zijn als je bij den koning was, Briani? ging zij voort. De koning is jong, de koning doet dwaasheden. Ik
bid je, let op hem; meld mij, als hij dwaasheden doet... Dat bal: ik woû, dat het afgeloopen was. De koning is door die voorbereidselen altijd samen met Elena.

Briani glimlachte.

- Zijne Majesteit is gauw ontvlambaar...

Zij haalde de schouders op.

- Als het niets was dan dat. Maar Zijne Majesteit heeft - ik weet het niet hoe: misschien wel van mij - iets romanesk.

- Zijne Majesteit romanesk?!

- Zijne Majesteit niet romanesk? vroeg zij met drang. En, verleden, herinner je dat doorslaan van hem, toen hij beweerde, dat alleen sommige Romeinsche keizers geleefd hadden, dat verder niemand leefde..

- Ik noem dat niet romanesk...

- Misschien niet. Misschien is het iets anders. Maar Elena is wel romanesk: zij is het zeker... Het is niet goed, dat zij altijd zoo samen zijn.

- Ik durf niet begrijpen waarop Uwe Majesteit doelt...

- Op een genegenheid, die ik zie opkomen.

Briani maakte een gebaar van nonchalance.

- Wat zoû dat? Dat komt en dat gaat...

- Neen. Als de koning niet zoo jong was, dan... Maar nu. Ik woû eigenlijk, dat hij maar weg was, hoe gaarne ik hem hier ook heb.

- U zal mij toch niet willen verzekeren, dat de koning een ernstige genegenheid voor Elena voedt...

- Ernstig of niet ernstig... ik ben overtuigd, dat hij op dit oogenblik denkt aan... een huwelijk.

Briani zag haar diep aan. Zij kon zijn blik niet weêrstaan. Zij wendde hare oogen af. Hij bleef zwijgen. Hij dorst haar niet doordringen en toch meende bij, dat hij haar doordrong.

- U vermoedt, sprak hij eindelijk, heel langzaam; U vermoedt, dat Zijne Majesteit zoû denken... aan een huwelijk... met Elena?

- Hij heeft er mij nog niet over gesproken, maar ik voel, dat hij er over denkt...

- De koning zoû zoo onverstandig zijn nu al, op zijn achttiende jaar,te denken aan een morganatisch huwelijk, dat hem zeker in ongenade brengen zoû... te Lipara, waar men zijn huwelijk wil met de prinses van Illyrië...?

- De koning denkt zoo ver niet. De koning is verliefd en wil een dwaasheid doen.

- Maar die dwaasheid zoû hem veel kunnen kosten...

- Ja... en het zoû een reden voor hem zijn die dwaasheid door te drijven, als men hem wilde tegenhouden...

- En welke houding denkt Uwe Majesteit dan tegenover Haar zoon aan te nemen?

- Dat is mijn strijd. Hoû ik hem tegen, dan drijft hij door en stort hij zich in zijn ongeluk; laat ik hem begaan, dan zal niemand hem tegenhouden...!

- Ik begrijp Uwe Majesteit. Zij zoû mij secretaris bij Haar zoon willen zien, opdat dit huwelijk niet tot stand zoû komen...

Hij onderstreepte de laatste woorden en zag haar aan.

- Ja... sprak ze langzaam. Dat is zoo. Als het ten minste niet te laat zal
zijn. Hier intusschen zal niets tot stand komen: daar kan ik voor zorgen. Maar later, in Thracië... als Elena terug naar haar familie gaat...

- Zoû zij teruggaan?

- Daar was al sprake van. Haar vader verlangt naar haar.

Zij zwegen even, peinzend. Toen sprak Briani:

- Als Zijne Majesteit tot dit dwaze huwelijk besloot... zoû het hem misschien zijn troon kosten.

- O, stil, stil! riep de koningin zenuwachtig uit, ziende naar de deuren. Zeg dat niet....

- Er is in Thracië een partij, die de verbanning Uwer Majesteit betreurt.... Maar nu zag Alexandra hem rustig aan, met hare prachtige oogen. En weemoedig sprak ze:

- Neen. Het is goed als het is. Mijn zoon moet koning zijn. Ik verlang niet meer te regeeren....

Met een diep accent van waarheid had zij deze woorden gesproken. Zij bleef voor hem staan, in eene houding van hoogen weemoed, als had zij afgerekend met de wereld, met aardsche grootheid. Hij glimlachte zacht. Hij zag haar zoo duidelijk in hare ziel, als lag die naakt.

Hij was haar te knap. Hij zag de weêrzijde van elk harer woorden. Hij bewonderde haar, maar hij vond, dat zij te subtiel haar spel speelde. Die te groote subtiliteit was al eens haar ongeluk geweest; die subtiliteit zoû altijd haar noodlot zijn. Er was alleen iets, waarover hij zich verwonderde: dat de koning werkelijk over dit huwelijk zoû denken.... Maar hij vroeg niets meer, wetende, dat hij niet te snel achter hare kaarten moest vorschen.... En hij zeide alleen, kussende hare hand:

- Ik zal altijd Uwer Majesteits getrouwe dienaar zijn....

Hij boog zich over hare hand en zij zag de lijn van zijn rug, die haar ergerde. naar boven

VI.

Dien middag, toen de koning zijn kostuumvan zonnegod gepast had, hield Alexandra hem nog even staande in haar boudoir.

- Wladimir, sprak ze hoog, boos. Ik heb je iets te verzoeken nu we een oogenblik alleen zijn.

Hij zag verbaasd op: zij had met allen ijver en zorg op zijn kostuum gelet en haar plotseling hooge toon verraste hem. Van klein kind af aan had hij niet dien toon kunnen verdragen en nooit had zij iets van hem verkregen met dien toon: integendeel, het was een accent, dat onvermijdelijk tegenspraak in hem wekte. Zij kende haar zoon lang genoeg om dit te weten: zij wist het ook....

- Wat dan? vroeg hij, dadelijk nerveus geprikkeld.

Zij wist het en toch veranderde zij haar toon niet.

- Je kan natuurlijk in Thracië doen wat je wil. Je bent geen kind meer en ik heb daar niets over je te zeggen. Maar hier, in mijn villa, blijf je mijn zoon en hoop ik, dat je je gedragen zult naar mijn wenschen.

Hij fronste al de wenkbrauwen, maar zij liet hem geen tijd tot spreken.

- Ik moet je vriendelijk verzoeken niet zooveel met Elena samen te zijn, niet zoo met haar te fluisteren en te flirten. Je comprometteert haar en ik ben verantwoordelijk voor haar jegens haar vader....

- Ik fluister nooit met haar!

- Je weet, dat je liegt - je weet, dat je altijd zoekt alleen met haar te zijn. Je bent een slechte jongen als je haar hoofd op hol maakt. Je kan haar niet trouwen en daarom moet je ook niet allerlei hersenschimmen bij haar opwekken.

- Ik kan alles wat ik wil! wierp hij hoog tegen. Als ik wat wil, dan kan ik het ook. Maar ik wek geen hersenschimmen bij haar...

- Dat doe je wel: ik weet, dat je het doet.

- Wat heeft ze dan gezegd?

- Niets, maar ik heb genoeg menschenkennis om te zien. Ik moet je dus vriendelijk verzoeken haar te sparen...

- Ik spaar niets als ik er geen lust toe heb.

- ...Ze is mij... zoo lief als een dochter, en het zoû mij erg, erg spijten... Langzamerhand, onder haar toon, onder hare woorden opgezweept, was hij vuurrood geworden: een wreede drift vertrok zijn kort profiel, zijne kleine, loerende oogen, zijn sensueelen mond. De aderen zwollen op zijn voorhoofd. Hij vloekte.

- U heeft het recht niet zoo tegen mij te spreken! donderde hij haar toe. Ik wek geen hersenschimmen. Maar ik doe wat ik wil. Ik...

Hij had het op de lippen te zeggen: ik ben de koning...! Maar hij vond het kinderachtig dat te zeggen en hij hield het wreede woord in. Zij stonden tegenoverelkaar, als gereed voor een strijd. Maar om zijne zelfbeheersching kon hij zijne verdere woorden niet vinden en met een woedenden blik, met een vloek, verliet hij het vertrek en sloeg de deur dicht, dat de kamer dreunde.

Zij zonk in dien dreun neêr op een divan en staarde voor zich uit: eene hevige woeling ging door haar heen. Een oogenblik bleef ze zoo. Toen stond zij op en belde Elena.

Het meisje kwam spoedig binnen. Vragend, met hare onderworpen houding, bleef zij staan.

- Elena, sprak de koningin kort. Ik ben heel ontevreden over je.

Het jonge meisje schrikte, vouwde de handen samen: zij hield van de koningin als een zwakke natuur houdt van een machtige en zij vreesde zeer haar misnoegen.

- Als het zoo doorgaat, vervolgde de koningin; zend ik je naar Thracië.

De tranen welden in Elena's verraste oogen, hare stem bestierf in haar keel.

- Als je iets om mijn genegenheid geeft, sprak Alexandra steeds; vermijd dan, als ik je bidden mag, Zijne Majesteit.

- Zijne Majesteit...?

- Ik wil het niet langer dulden, dat hij je overal zoekt. Ik ben verantwoordelijk jegens je vader. De koning comprometteert je. Hoor je: ik duld geen tête-à-tête's meer in mijn boudoir.

Het meisje wrong de handen en zij snikte wanhopig op: zij zonk bij de koningin neêr, verborg haar gelaat in hare handen. Alexandra legde de hand op haar hoofd.

- Wat is er nu? Waarom huil je? Maar Elena kon niet spreken, etende op hare hokkende snikken.

- Hoû je zooveel van den koning? Zij kon zich niet verbergen, hare ziel als eene bloem, die openwoei door stormwind, en zij knikte van ja.

- Je begrijpt, dat je niet van hem houden mag, niet waar? Wat zoû dat geven. Je eigen ongeluk. En het ongeluk van Zijne Majesteit.

Steeds snikte zij.

- Mijn eigen ongeluk...! Wat geeft het! Maar waarom het ongeluk van Zijne Majesteit?

- Omdat je Zijne Majesteit gedachten laat denken, die hij niet denken mag. Hij is een vorst, jij eenvoudig een meisje van goede familie.

- Maar welke gedachten...?!

Het kwam niet tot haar: zij dacht daar nooit aan.

- Het huwelijk van den koning met de prinses van Illyrië is al zoo goed als bepaald.

- Ja,... maar wat, Mevrouw...? Ik begrijp U niet!

De koningin stond op.

- Wees niet dom. De koning mag niet aan iemand anders denken als hij zoo goed als verloofd is, in het belang van zijn troon en van Thracië...

Dat was de politiek, die Elena aanzweemde en die zij nooit begreep en waar ze altijd voor bang was, als voor het Oppermachtige. En zij zeide alleen:

- Maar de koning denkt niet aanmij, Mevrouw!

- Niet, mijn kind? sprak Alexandra raadselachtig. Des te beter dan...

Zij nam Elena's hoofd tusschen hare mooie, groote, ring-glinsterende handen en zij kuste Elena 's voorhoofd.

- Wees niet treurig, sprak ze. Vergeef me, als ik wat hard tegen je sprak. Ik hoû het welzijn van mijn zoon in het oog, niet waar. Vergeef me, Elena...

- O, Mevrouw...

- Maar doe wat ik je vraag: vermijd Zijne Majesteit...

- Ja, Mevrouw, ja...

- Zooveel je kan.

- Ja, ja...

- En laat me nu alleen, mijn lieveling: ik heb je vooreerst niet noodig. Ik heb hoofdpijn... Geef me dien flacon aan. Merci. Je bent niet boos op me?

- Ik, Mevrouw, o neen....

- Geef me een zoen.

Elena kuste hare meesteres eerbiedig op de wang, nog steeds zacht snikkende, en met eene dolle verrassing in hare smaragden oogen.

- Ga nu, mijn kind.

Het meisje vluchtte als weg, geheel geschokt, verlegen, verrast, beroerd tot in het diepste van hare eenvoudige ziel van nederigheid. En zij zag voor zich het beeld van de prinses van Illyrië.

Toen de koningin alleen was, strekte zij zich lang uit op den divan, schikte de kanten van haar elegant morgentoilet en zij rook aan haar flacon. Zij had waarlijk hoofdpijn. En zij was zeer moê... naar boven

VII.

Elena was door de galerijen als weggevlucht, maar zichzelve kon zij niet ontvluchten, niet hare eigen verrassing. Toen zij op het achterterras prins Edzard en de hertogin van Luca ontmoette, stuitte zij in eens hare vaart.

- Maar lieve freule, wat een emotie? vroeg de prins. En tranen...?

- Elena, lieve meid, waarom huil je? echode de hertogin na.

- Niets mevrouw, heusch niets, Hoogheid, poogde zij te glimlachen; excuzeer me: ik wilde in het park...

- Het park is geen reden voor tranen, freule....

Andere gasten kwamen de trappen op.

- Is het waar, Elena, dat je Hare Majesteit verlaat en misschien naar Thracië teruggaat? vroeg de hertogin. Ik hoorde zoo iets van morgen, van Hare Majesteit....?

- Het zoû kunnen zijn, Mevrouw... Maar ik bid U, excuzeer mij....

En zij ging als een verwaaid vogeltje door, de trappen zich af haastende langs een ris van bloeiende magnolia's.

Een troep van gasten had zich vereenigd om de hertogin en den prins.

- Wat is er? Wat is er...?

Zij vroegen het aan alle kanten.

- Elena, die waarschijnlijk naar Thracië teruggaat.... Ze is geheel ontdaan.

- Om den koning zeker, fluisterde een der dames; om den koning wordt zij teruggezonden.

- Om den koning? vroeg prins Edzard.

- Om den koning....

Zij verloren zich over de terrassen, fluisterend....

Door het dichte park liep Elena voort. Onder het dicht geboomte, dicht van zuidelijken wasdom, door den oranjetuin doolde zij depaden af, doolde zij rond. Lager, onder lintbladige eucalyptussen helden zacht groene grasvlakten naar omlaag, als een schilderij der primitieven naïef bespikkeld met honderde narcissen. Het was onder de effen lentelucht het landschap als van eene idylle, een dreef als uit een gedicht. Lager daalde steeds het eiland naar de zee toe en tot aan een rooskleurigen einder lag de zee wijd stil uitgespreid. Twee hel witte zeiltjes van booten, als onbewegelijke puntvleugels van groote vogels, doopten in het water en stonden recht op, heel, heel ver....

Elena, moê, ontdaan, liet zich vallen op het gras, knakkende de narcissen onder zich. Met haar vertrokken gezichtje, trillende over hare leden, zag zij uit naar de verre bootjes. Zwaar trillerden de bloemen haar walm van geur in het rond, als zongen zij met een koor van alten een eentonig, gedragen lied, wekkende obsessie en drukkende neêr op den
adem. Maar de lucht was ijl, de zee was ver en lag als een immense, vloeiende opaal, met éen groote lichtstreep midden door... En de gedachten van het arme kind vlogen uit als over die wijdte. Zij had nog nooit in haar rustig klein leven zoo eene ontsteltenis, zoo eene beroering gevoeld in hare ziel. Zij had nooit vermoed, dat groote dingen haar bestaan beroeren zouden. Zij had gedacht altijd zoo te blijven aan het hof van hare verbannen koningin; misschien later te trouwen, als dat moest en de koningin het wilde en zoo te blijven eene kleine in het groote leven. De koning.... ja, zij had den koning lief gekregen, eenvoudig lief gekregen met eene verborgen liefde harer zuidelijke zinnen, die half sluimerden onder hare onzekere, hulpelooze bevalligheid, die geene schoonheid was. Zij had hem lief gekregen om zijne ruwheid, zijne bruske manier van spreken tegenover haar, om de mengeling van jongensachtigheid en viriliteit, die haar natuurlijkweg beheerschte. Als hij nooit ruw tegenover haar geweest was, zoû zij hem misschien nooit hebben lief gekregen. Zij was eene zwakke natuur, die boog onder sterkere en die sterkere lief kreeg. Dat was alles heel eenvoudig en primitief in haar, in haar eenvoudig, open zieltje. En dit weinige zelfs zag zij nog niet in: zij dacht niet over hare gevoelens, zij gevoelde alleen hare eenvoudige liefde met hare eenvoudige, zuidelijke zinnen. Zij had den koning geen zoen kunnen weigeren, als hij er om vroeg, al wist zij ook duizendmaal, dat een meisje zoo iets toch niet doen mocht. Zij dacht niet diep, zij analyzeerde niet; zij wist alleen, dat zij den koning in stilte liefhad. En zij had nooit iets gehoopt. Een zoen, gestolen in een oogenblik van scherts, van brutale scherts van den koning,was reeds haar grootste trots geweest. Meer had zij nooit verwacht en zij wist, dat de koning zoû trouwen met de prinses van Illyrië, om de politiek en omdat keizer Othomar van Liparië dat wilde, - en dat alles had zij heel natuurlijk gevonden: zoo ging het immers altijd.

Maar nu, de ontevredenheid van koningin Alexandra, hare halve woorden, haar verzoek den koning te vermijden, in het vervolg!

Zij was wel dom, Elena, een dom meisje, een eenvoudig hofdametje, dat in het geheel niet begreep, waarom Wladimir absoluut trouwen moest met de prinses van Illyrië, maar zij was ook een zuidelijk kind en liefde begreep zij, en als de koning haar lief zoû hebben, dan begreep zij dàt! Dat begreep zij, als de koningin het verzekerde, al was het dan ook met halve woorden... Halve woorden: neen, zoo half waren ze niet geweest;
ze waren wel duidelijk genoeg. Dus: de koning had haar, Elena, lief...? Zij had dat nooit kunnen hopen, zij had dat nooit verwacht, maar als het zoo was, dan... dan was het een groot geluk! En zij glimlachte door hare tranen heen. Ja, dan was het een groot geluk...! De koning haar liefhebben...! Gelooven kon zij het nog niet. Maar de koningin verzekerde het, en de koningin wist alles, alles... De koning haar lief...?

Maar àls de koning haar liefhad... gesteld, gesteld, dat het zoo was... dan... hij was de koning, hij was machtig, hij kon alles... Als de koning haar liefhad, behoefde zij, Elena, hem niet op te geven, ten gunste van de prinses van Illyrië. Als de koning haar liefhad... waarom dan niet zij, Elena, en waarom dan de prinses? Om keizer Othomar, om de politiek? Neen, dàt kon zij niet, dat zoû zij niet, haar koning, die haar liefhad, opgeven om de politiek, om iets dat zoo vaag en onduidelijk was. Wladimir was toch ook vorst en was toch machtig, al was keizer Othomar machtiger. Maar een vorst laat zich toch niet door een anderen vorst ringelooren! En Wladimir zeer zeker niet. Zij lachte; hij zich laten ringelooren...! Hem dus opgeven, als hij haar liefhad? Neen, neen, nooit...!

Sterk walmden de narcissen om haar heen en de plotseling hoogere geur, aangewaaid door een plotseling vlaagje wind, riep haar tot zichzelve terug en zij schrikte voor zichzelve, voor hare eigen gedachten. O, wat dacht zij, wat dacht zij...! Als de koningin eens wist, wat zij dacht... Zij beefde van zenuwachtigheid over haar eigen overmoed. Neen, die gedachten waren te hoog, te onbereikbaar voor haar. Zij duizelde van ze. De geur der narcissen maakte haar ziek, wond hare hersenen op. Zij zoû naar huis gaan:de koningin zoû haar over een uur noodig hebben, met den afternoon-tea. En zij moest zich nog kleeden...

Zij stond op en wreef zich de haren uit het gezicht; hare oogen waren rood en klein van het weenen. Zij haalde diep hare longen op in de ijle, zacht aanwaaiende lucht, als een adem van paradijs. Wat zag zij er slordig uit; hare wangen voelden gloeiend aan, heur haar in de war, haar wit japonnetje gevlekt met het sap der narcissen. Gauw, zij moest naar huis; zij was ook als een dolle weggevlogen, omdat de koningin haar zoo van streek had gemaakt. En wat hadden prins Edzard en de hertogin wel van haar moeten denken... Als zij nu zoo, als zij was, zoo slordig, maar
niemand tegen kwam....

Zij begon de zacht glooiende grashelling op te klauteren. Het maakte haar buiten adem. Toch repte zij zich.

- Elena!

Zij meende eene stem te hooren, maar het was misschien een herder, die ginds tegen zijn hond sprak en zij keek niet om.

- Elena, Elena...!

Haar naam? Zij zag om... Beneden liep de koning den weg op, die van zee kwam. Zij verschrikte heftig; haar hart klopte naar hare keel toe. En, alsof zij niemand gezien had en niets hoorde, liep zij door, klauterde zij voort, vlugger zich reppende....

- Elena, hoor je me niet....

Hij haalde haar in, heel vlug; als een gevaar haalde hij haar in en hare knieën knikten; ze kon niet meer voort... Ze bleef staan en hij riep haar toe: Waarom doe je of je me niet hoort?

- Sire, waarlijk....

- Wat zeg je?

Hij was haar nu genaderd en zijn brutalen woordenvloed kletste hij haar in het gezicht, half ernst, half scherts. Maar zij, ze was zeer ernstig geworden en nu vroeg ze hem dringend:

- Ik bid U, Sire, laat mij alleen: Hare Majesteit wil niet....

- Wat wil Hare Majesteit niet?

- Hare Majesteit wil niet, dat ik veel met U ben en dat ik U bij den naam noem... en zoo meer.

- Zoo, wil Hare Majesteit dat niet. Heeft ze je dat gezegd?

- Ja, en... en dat het beter was, dat ik... dat ik... dat ik niet met U sprak, Sire.

- En waarom mag ik niet met je spreken?

Zij kreeg een kleur als vuur, inwendig genietende om zijn vraag. Maar zij wist niet te antwoorden; zij dorst niet zeggen, dat het was om keizer Othomar en de prinses van Illyrië; om de politiek. Maar zij vond zichzelve wel heel gewichtig, dat het om zoo een ingrijpende reden was en zij had een lichten zweem van voornaamheid, een plechtigen ernst in haargezichtje; zij poogde netjes hare woorden te vinden en niet te hakkelen.

- Om... om verschillende redenen, Sire. En het moet genoeg zijn, als Hare Majesteit het wil. Ik ben afhankelijk van Hare Majesteit en U, Sire, als zoon... moet het gevoelen van Hare Majesteit eerbiedigen.

- Zoo, vindt je dat? Zeg eens, Elena, je bent allemachtig deftig geworden. Waar haal je zoo een troonrede van daan?! Maar ik stoor me er niet aan, aan die plechtstatigheid, lieve kind. Ik doe je geen kwaad met eens gekheid met je te maken.

- Mij niet, Sire, maar Uzelven.

- Kom, hoepel op met je wijsheid. Wat doe ik mij kwaad met...? Je bent niet wijs. Zeg eens, vindt je ook al, dat ik je hoofd op hol maak?

Zij klauterden voort, naast elkander.

- Maar, Sire, natuurlijk niet.

- Nou, wat dan? Denk je, dat ik me stoor aan dat getob van mama. Ze wordt oud, hoor!

Elena verschrikte.

- Majesteit...!

- Nou wat? Mag ik dat ook al niet zeggen? Ga je me ook al vertellen wat
ik doen mag en niet? Als het hier zoo vervelend wordt op jullie eiland, dan ga ik er van door, hoor... Ik heb het land hier aan den heelen boel.

Ja, zij zag het, hij had het land, het land aan den heelen boel. De toon van zijne moeder had hem gebracht in eene langdurige ontstemming, en al had hij zoo even juist een eind in zee gezwommen, het had niet geholpen: hij had nog altijd het land en nog meer nu om den preektoon van Elena. Zoo een kind...! Hij zoû haar breken als hij haar wat hard omhelsde en ze had een wijsheid! Dat zoû hij haar eens afleeren; hij zoû haar desnoods eens over de knie leggen en haar een pak geven....

En hij stak den arm door den hare; samen zoo liepen zij op, Elena buiten adem van vermoeidheid en emotie.

- Begrijp je het? Hij schudde haar arm. Ik ga er van door als jullie vervelend zijn en dan laat ik je heele bal in den steek.

- O, Sire, neen, hoe jammer zoû dat zijn!

- Wees dan lief en geef me dan een zoen.

- Neen Sire, neen... en heusch, ik moet voort; het is al laat en Hare Majesteit...

- Geef me een zoen, zeg ik je.

Hij hield haar vast, hij hield haar staande.

- Sire, Sire!

- Gauw.

Zij gaf hem een zoen. Hij grinnikte en zij klommen weêr voort.

- Je houdt toch wel een beetje van me, Elena?

- Zeker, Sire.

- Heel veel?

- Ja, natuurlijk, Sire!

- Willen we samen op den loop gaan, Elena?

- Ach,hoe kan U zoo dwaas zijn!

- Ik meen het.

- Ach, wel neen.

- Ja, zeg ik je.

- Ach, natuurlijk niet wil ik met U op den loop gaan.

En coquet na die verzekering, vol gewicht in haarzelve, vroeg ze:

- En wat dan met de prinses van Illyrië, als we het deden?

- Die laat ik waaien.

- Om mij?

- Om jou.

- Nu zoû U toch heusch mijn hoofd wat op hol gaan maken, als ik niet zoo verstandig was.

- Nu, laat me het dan maar doen!

- Toe, Sire, laat ons nu voortmaken....

Zij waren in den oranjetuin; de witte terrassen van de villa staken al boven het gebladerte uit.

- Begrijp je me, Elena, ik laat den boel in den steek en we trouwen samen.

- Ach, Sire, wel neen; U maakt altijd gekheid.

- Het is voor den duivel geen gekheid, hoor. Of... in den steek niet... neen, neen, dat niet. Maar ik trouw je toch. Ik doe wat ik wil.

Zij antwoordde niet meer. Zij was geheel rood. Een ongekende heftige emotie, een trots sloeg haar het hart naar de keel op, bewolkte hare hersenen. En tegelijkertijd dacht zij eraan, dat zij zoo laat was - de eerste bel luidde op de villa - en dat de koningin haar wachtte.

- Ik bid U, Sire, ga nu een anderen kant op...! Anders ziet men ons samen, en....

Stemmen in den tuin klonken; hoog boven ze uit de blague van prins Edzard. Wladimir ging door een zijlaan, Elena door een andere... Zij haastte zich naar de villa, ongemerkt bereikte zij ze, sloop over een terras tusschen de jaloezie-deuren in hare eigen kamer, vlak bij het appartement van de koningin... Gelukkig: het was nog niet zoo heel laat: ze had nog tien minuten om zich te verkleeden. En haastig, zenuwachtig begon ze. Zoo stond ze met loshangende haren, ze borstelend met een nerveuzen streek van den borstel.

In eens ging de deur open. De koningin stond op den drempel; hare prachtige oogen bliksemden.

- Waarom ben je zoo laat?

- Mevrouw...

- Je bent met den koning samen geweest.

- Mevrouw, ik ontmoette den koning toevallig en Zijne Majesteit drong mij.... Ik heb Haar juist gezegd, dat Uwe Majesteit...

- Je doet niet wat ik je zeg. Na het bal ga je den volgenden dag naar Thracië terug.

De koningin sloot de deur. Ze was verdwenen vóor Elena zich verdedigen kon. Het meisje bleef een oogenblik beteuterd staan. Een oogenblik dacht zij eraan in snikken uit te barsten. Maar zij deed het niet, vol stille woeling van gedachten en tevens angst om maar niet met haar toilet
klaar te zijn.Plotseling borstelde zij hare haren verder.

- Nu, goed dan: naar Thracië... dacht zij, in eene impulsie.

De koning zoû immers ook niet te Paxos blijven. naar boven

VIII.

De gasten van het bal waren van alle kanten aangekomen: vele logeerden in de koninklijke villa en hare dépendances, maar de meeste bleven op hunne vaartuigen in de haven, op hunne yachten en op den, voor dit bal expres gehuurden, steamer van een Liparischen mail. Iederen morgen brachten de rijtuigen van de koningin deze talrijke gasten naar de villa, waar zij den geheelen dag doorbrachten en zij vervulden het pastorale eiland met een vreemd brouhaha van wereldschheid, met een geflikker van elegante equipages, die de steile wegen moeilijk opreden; met een gefladder van excentrieke toiletten, die de eilanders der twee, drie dorpjes groote oogen en monden deden opzetten en ze deden wijzen naar de dames, als ze zaten in landauers of zich te paard en te voet waagden naar het binnenland op de wegen tusschen de olijvenvalleien, bespikkeld met anemonen en narcissen. Een dolle atmosfeer van feestviering dreef door de villa; in éen dag geïmprovizeerd hadden de tableaux-vivants plaats; schitterende efemere tafereel en gearrangeerd door beroemde schilders, door beroemde componisten gepreludeerd en begeleid. De verlichte gondeltocht was als een droom in den nacht op de haven; de starbezaaide zuidnacht, de immense vlakte der amethystkleurige zee, waarop de versierde gondels dreven, veelkleurig verlicht, vol kleur van kostumen, vol flirt en vol zang. En de echo dier feesten, door geïnviteerde journalisten opgevangen, vond men terug in de pers van den dag, vooral in de wereldsche pers, in al de berichtjes van wereldsche kroniekschrijvers. Maar het bloemenbal zoû de kroon spannen als iets nog nergens gebeurds, iets onmogelijk schitterends en Europa vergat bijna ernstige vragen van den dag, uitkijkende naar het bal van de koningin Alexandra.

De koningin Alexandra had alles gedaan om haar bal te doen slagen en
dacht steeds door aan andere dingen. Zij had in Wladimir na hunne korte en hevige scène een stille vijandschap gewekt, die iederen dag sterker werd en zich telkens uitte in een oneerbiedig woord, in een snauw, in een slaan met de deur. De gasten zagen het: de jonge koning had het land. En het praatje ging, dat de jonge koning verliefd was op Elena en absoluut Elena wilde trouwen. Nu, men dacht wel niet, dat het zoo een vaart zoû loopen, maar toch, eer de koning weêr wijs zoû geworden zijn, kon er veel gebeuren. De koning, die van feestvieren hield, was heel beminnelijk tegen alle gasten. Alleen verwaarloosde hij de gravin Costi, tot groote pret der gasten, die dit opmerkten. En zij amuzeerden zich met schermutselingenvan blikken te zien tusschen de gravin Costi - eene Italiaansche, die zich onmogelijk had gemaakt bij het Quirinaal - en Elena. De beide dames spraken nooit met elkaar, maar wierpen elkaar hooge en woedende blikken toe, met sneerende lachjes, elkanders toiletten in een oogwenk opnemende en critizeerende. En prins Edzard en de hertogin van Luca waren opgetogen over Elena. Zij was geen schuchter meisje meer, al was zij ook in ongenade bij de koningin, al zoû zij ook dadelijk na het bloemenbal naar Thracië terugkeeren. Zij had iets zegevierends in haar gang gekregen, zij droeg het hoofd met een gemakkelijke lijn van triomf, haar glimlach was zelfbewust en, zonder zich aan te stellen, kon zij, zoo de koning haar aansprak, met éen blik aan al die feestvierders, die op henbeiden letten, doen weten: de koning neemt notitie van mij, de koning heeft mij lief en de koning.... doet wat hij wil. Wat hij wil, hoor! Zonder zich te storen aan keizer Othomar en zonder zich te storen aan de prinses van Illyrië. Zij was geheel veranderd. Zij schertste met gemak, zonder te flirten, en alleen tegen den koning dadelijk veranderde zij hare schertsstem tot een accent van teederheid, die zij beiden samen, onder elkaar, zouden begrijpen. Aan hare hand schitterde een prachtige steen, een ring van den koning, en toen de hertogin van Luca eens, naïef doende, vroeg van wien ze dien ring had, sprak ze met haar accent van triomf, maar quasi in geheim:

- Dien ring? O, dien ring heb ik van Zijne Majesteit gekregen.... Maar zeg er niets van, lieve hertogin: de koningin weet het niet....

Tegenover koningin Alexandra bleef Elena eerbiedig, maar op een afstand. Zij vroeg niet om vergeving, zij vroeg der koningin niet terug te komen op haar besluit en haar bij zich te houden, te Paxos. En de koningin, die wist, dat Elena's vader - een arme generaal, minister van
oorlog op dit oogenblik - geen cent bezat en blij was zijne dochter als hofdame bezorgd te weten te Paxos, meende, dat er reeds eene vaste belofte gewisseld was tusschen den koning en Elena; meende, dat als Briani, éens bij den koning als particulier secretaris, nadrukkelijk den koning dit dwaze huwelijk afried, - de koning het huwelijk sluiten zoû. Hij was immers nog een onbesuisde jongen, een onverstandig kind en hij zoû zoo weinig bang zijn voor Liparië. Hij voelde zich te veel vorst, te veel despoot geboren in zijn parvenu-koningsbloed, om bang te zijn voor Liparië. En hij zoû de prinses van Illyrië laten zitten, en....

Hare gedachten ontwikkelden zich en ontwikkelden zich. Zij had haar kind lief ophare wijze, na zichzelve. Hij kon heerschen na haren dood. Maar hij was eigenlijk te jong voor een klein lastig rijkje als Thracië. Zij zoû Liparië's gunst herwonnen hebben, als haar zoon de gunst van het keizerrijk verloor. En Liparië was alles....

Zoo, den dag vóor het bal, - terwijl alle hare gasten in agitatie waren om hunne kostumen - schreef zij een brief aan keizer Othomar. Zij kòn brieven schrijven als zij wilde. En zij schreef, dat zij zich verheugde in het bezoek van haar zoon, maar dat zij zich verontrustte over zijne groote jeugd en onbezonnenheid, en dat zij zoo ingaarne ten spoedigste zijn huwelijk bepaald zag met de prinses van Illyrië: eene verstandige, jeugdige vorstin, die hem ten goede zoû leiden.... Zij las haar brief over, er was geen woord te veel in, maar er was veel tusschen de woorden door te lezen. Er was tusschen door te lezen, dat Wladimir zeer gekant was tegen het huwelijk met de prinses.

En zij vermoedde, dat, als de koning, reeds woedend als een jonge stier, in deze dagen van ostentatie met Elena, een boozen brief uit het Imperiaal van Lipara kreeg, hij zeer zeker, uit geest van dolle contradictie, alles rood zoû zien en de dwaasheid doen zoû.

Zij durfde veel, om hare menschenkennis. Zij speelde een hooge kaart uit, maar dit was haar een prikkelend genot: zij hield niet van klein spel.

En den morgen van het bal, zeer vroeg, vertrok een koerier met een brief van de koningin Alexandra aan den keizer van Liparië. naar boven

IX.

In de groote porfieren zaal, die als een lange hall de voor- en achterterrassen der villa vereenigde was het dien avond bijna geheel donker, toen, als signaal, een bel begon te luiden, lang door. Door de verschillende deuren kwamen stil groepen binnen, schemerend in het duister: ze werden naar hunne plaatsen geleid met een zacht gefluister, een fluisterende vroolijkheid. Wat er te doen was, was bijna niet te zien. In den donker was het eene vreemde voorbereiding, eene zonderlinge opening van een bal... Eene groote nieuwsgierigheid waarde echter door die stille groepen om, want men wist niet het programma van de koningin. Men liet zich door ceremonie-meesters op zijn plaats stellen; men hield zich aan het verzoek om niet te praten en men wachtte af... Toen de groepen gesteld waren, weêrklonk eene droomerige prelude, als eene verre nocturne... Het was de Nacht, die ten einde spoedde... want geesten van den Nacht, als nachtvogels, zweefden door de zaal in de, maar even zichtbare, duisternis, en zij dansten er een vaag ballet, als een grauwen dans van vleêrmuisgevlerkte schimmen.... Dat was geheimzinnig onverwachtin de duistere balzaal, onder de droomerige muziek. Maar de muziek werd reëeler en zwol op met volle majeurtonen en een lichte koperen fanfare scheen aan te klinken van heel ver. Aan alle zijden, zacht aan, begon het lichtte stralen uit slingers van electrische bloemen, maar het was zacht roze als een dageraad... En het wàs de Dageraad...

In het roze licht zagen de groepen elkaar. En de aanblik voor de gasten, voor elkander, was al verrassend. Als een toovertuin klaarde de balzaal op en de groepen vormden een parterre van dichte perken van nog niet te onderscheiden bloemen. Zij vormden, elk perk, een tableau-vivant: oogenlust voor een ander perk, en iedere gast was voor den ander eene verrassing. Een licht hoera begon op te zwellen en kreten wilden weêrklinken:

- Leve... leve de koningin!

Maar de fanfares, in eens, schetterden met een macht van koper uit een naderend orkest op, en de roze en gele draperieën, die als een mist van wolken hingen aan het begin van de zaal, aan de deuren van het
voorterras, werden in de lucht opgetrokken. De villa, eensklaps, was hel geel verlicbt aan alle zijden als met gele electrische zonnen, die overal stroomen glans uitwierpen. Als éen

groote topaas schitterde het paleis. En de fanfares schetterden oorverdoovend aan....

En de Zon ging op over den toovertuin van de koningin Alexandra. In een gouden kar, mennende een sneeuwwit met goud getuigd vierspan van schimmels, reed Wladimir, zegevierend staande, als een wervelwind aan. Dol reed hij aan over het voorterras en alleen bij het binnenrijden van de zaal hield hij zijn paarden in, ze eensklaps dwingende tot den stap. Hij stond er, met een gezicht, vuurrood van vroolijkheid en pleizier. Hij had groote pret in zijn rol. Een goudbrokaten wapenrok, met een zon van schitterende steenen op de borst, droeg hij over een vergulden maliënkolder, die zijne beenen en armen nauwomsloot. Een kolossale aureool van zonnestralen schoot uit om zijn kort kroeshaar, om zijn rood vroolijk gezicht met de kleine, loerende, lachende oogen. Een vlammende mantel van goud sleepte van zijne schouders. Een gouden boog en pijlenkoker hingen om hem heen. Om zijn wagen dansten de Horen, rozen strooiend. De muziek jubelde een zonnemarsch, een koor weêrklonk....

- Straks wordt hij dol en overrijdt hij ons allemaal! riep prins Edzard.

Eene groote vroolijkheid heerschte door de zaal, maar de groepen stonden nog half en half en-tableau-vivant. Wladimir reed tusschen ze door, tot grooten angst der dames, die zich soms angstig en schertslachend op elkaar drongen als hij naderde. Hij reed tot aan een troon: daar troonde de koningin, prachtig als goudgele chrysanthemum, met roze en witte en gele chrysanthemen omhaar heen. De roos was dezen avond onttroond door de chrysanthemum: de chrysanthemurn was koningin der bloemen. De koning steeg af uit zijn zonnekar, knielde voor de koningin en kuste haar de hand.

Een luid hoera weêrklonk ter eere van moeder en zoon. Zij vormden een schitterende groep; de zoon, in zijn gouden mantel en stralenkrans, geknield, en de

moeder, prachtig jong nog in haar goudgeel, met chrysanthemen gebrocheerd satijnen sleeptoilet, den Medicis-kraag van chrysanthemum-bloembladeren om de volle schouders, een kroon van krullende bloembladeren op het hoofd, een bloembladerenwaaier in de hand. Een gevolg van roze en witte en gele chrysanthemen, mannelijke en vrouwelijke, stuwde zich om haar rond.

De koningin en Wladimir hielden nu een cour en openden daarna het eigenlijke bal: de tableaux-vivants verbraken zich en de bloemen mengden zich dooreen als een immense, levende, steeds wisselende boeket. Soms vereenigden zij zich weer tot groepen en alleen een wals van rozen werd gedanst, een menuet van chrysanthemen, een pavane van lelies. Sommige kostumen der heeren brachten een humoristische tint aan, zooals de pioen-rozen als eigendunkelijke pedellen; de guitige papavers als negers met klaprozenhoeden en slaande een trom van een uit gebloeiden papaver; de sinistere blauwe monnikskappen; allen genomen naar Walter Crane. Een schitterende vroolijkheid, eene dolle uitgelatenheid zwol op. Met de etiquette werd de hand gelicht. De koning had zijn stralenkrans en gouden mantel afgelegd, amuzeerde zich woest en danste met de gravin Costi, als zonnebloem; met Elena, als roze chrysanthemum; eens zelfs met prins Edzard, die zich zeer geflatteerd had in een tulpenkostuum van Griekschen snit, en een Frygische tulpenmuts op.

De koningin ook was uitgelaten, verrukt over haar feest, dat, zooals een ieder haar verzekerde - vooral de geïnviteerde journalisten - van een nog nergens geziene pracht en originaliteit was. Zij was, behalve koningin, te veel vrouw om niet gestreeld te zijn over dit compliment. En, lachende als een jong meisje, naderde zij Briani, die als iris met een stoet irissen binnengereden was op paarden, de koppen als irissen gemaskeerd. Het défilé - eene surprise midden in het bal - werd zeer toegejuicht; het was van teekening, van kleur wonderfijn en bloembevallig. Zoodra de irissen afgestegen waren, nam Alexandra Briani's arm.

- Een schitterend feest, sprak hij met een toon van compliment, want nooit nam hij eenige familiariteit tegenover haar aan en zij waardeerde dit.

- Schitterend... echode zij na, met glinsterende oogen en een jeugd in
geheel haar wezen. Toch door haar genieten en haar gestreelde ijdelheid heen, zag hij schemeren eene geheime gedachte.

- Ik sprak Uwe Majesteit den geheelen dag niet, verloren als Zij was in al deze bloemenpreparatieven.

- Ik had heusch geen tijd...

- Ik begrijp dat... UweMajesteit vertelde mij nog niet wie mij in Haren dienst zal vervangen.

Zij lachte vroolijk.

- Een indiscrete vraag!

- Belangstelling... antwoordde hij vaag.

- Totnogtoe niemand... Ik neem eens rust. Ik ben op het oogenblik zonder secretaris en morgen zonder hofdame.

- U laat Uw zoon U alles nemen...

- Daar ben ik gewend aan.

- Uw secretaris... en Uw...?

- Mijn hofdame?

- Ja...

- Het is te hopen van niet, antwoordde zij zonder overtuiging.

Zij drukte zijn arm.

- Doe alles wat je kan, Briani.

- Alles, Majesteit.

- Sprak je al, met den koning?

- Van middag even, toen Zijne Majesteit mij ontbood. Hij zeide mij het zeer in U te waardeeren, dat U mij aan Haar afstond.

- Hij is zeer waardeerend... murmelde zij bitter. En verder...?

- Verder?... Hoe meent U?

- Riedt je hem - zij fluisterde, - riedt je hem dat dwaze huwelijk... àf?

Zij keken elkaar aan.

- Neen... Hoe kon ik in dit allereerste onderhoud, Mevrouw...

Hare mooie oogen bliksemden. En zij begreep, dat zij hem al verloren had, dat hij, éens bij den koning, zijn best zoû doen de gunst van den koning niet te verliezen door dwaze raadgevingen en aanhitsingen. Zij zag, dat zij in Briani een hooge kaart had uitgespeeld, die getroefd werd... Toch was zij overtuigd, dat Briani haar begreep en de weerzijde van hare woorden vatte; dat Briani het karakter van den koning kende en wist, dat hem iets afraden, beteekende: hem tot iets brengen... Maar om haar heen zag zij haar bal schitteren. En zij temde hare woede, zij bedwong hare bitterheid en zij bleef glanzen: een glanzende, goudgele chrysanthemum. Voor de oogen van haar bal boog de chrysanthemum zich tot de iris en waren er niets dan bloemen... Een oogenblik bleven zij zwijgen en toen vroeg hij weêr:

- Maar waarom laat U Elena naar Thracië gaan... als de koning daar over een paar dagen zal terugkeeren? Is dat niet onvoorzichtig?

Zijn vraag sloeg zeer juist op de uiterlijkbeid van hunne laatste woorden, maar zij verbleekte aan zijn arm, van nu niet meer neêr te drukken woede. Want zij voelde, dat hij haar tergde, dat hij wreed was, louter uit pleizier om wreed te zijn. Hij wist immers, dat zij de onvoorzichtigheid forceerde, dat zij de onvoorzichtigheid met heel haar hart wilde - in Thracië, juist in Tbracië, niet hier, om zichzelve voor Liparië van alle blaam te kunnen schoonwasschen. Als haar zoon in Thracië een dwaasheid deed met hare hofdame, was zij er niet aansprakelijk voor, en dan zoû keizer Othomar haar weêr recht laten wedervaren... Hij wist immers, dat dit door hare ziel ging en hij deed een quasi naïevevraag,
uit louter wreedheid. Hij tergde haar... Waarom, waarom? O, die ondankbaarheid, die liefdeloosheid der menschen!

Diep zag zij hem in zijn pupillen. Zij begreep, dat zij hem door haar eigen schuld, door eene foutieve berekening geheel verloren had, dadelijk. En zij antwoordde heel hoog:

- Graaf Briani; weet, dat ik met mijn hofdames handel, zooals mij dat goeddunkt. En laat mij u danken voor uw raadgevingen, die ik echter voortaan niet meer kan aannemen. U behoort aan mijn zoon, niet waar, en Zijne Majesteit zal zeker genoeg van uw dienst vergen dan dat u ze mij nog uit louter belangeloosbeid kunt aanbieden. Ik verzoek u mij te brengen naar mijn troon - ik meen: mijn bloementroon, mijn troon van heden avond... Begrijpt u mij - accentueerde zij - verdere raadgeving, verdere diensten, verder geleide dan dit laatste zijn overbodig.

Hij boog en bracht haar naar haar zetel. Zij bogen beiden en zij glimlachte en zij zette zich neêr en eerbiedig, met drie buigingen, trok hij zich terug. Maar zij zag zijn ironischen trek. En zij haatte hem. Haar bloed kookte. Zij had hem kunnen laten afranselen door haar palfreniers. Hem volgende met een vasten, minachtenden blik zag zij hem zich verliezen in het bloemen-menschengedrang. En zij mompelde tusschen hare verbleekte lippen:

- Hij is geen man.... Alleen vrouwen doen zulke lafheden...

Vol bitterheid bleef zij zitten, dadelijk zeer omringd, eerstens door haar eigen gevolg van chrysanthemen, die zich, zoodra zij zat, groepeerden om haar heen, dan genaderd door tal van andere bloemen. Zij sprak allerliefst, geestig, vroolijk, schitterend. Toen zag zij met een ronden blik naar haar gevolg. Het waren meestal zeer jonge Thracische meisjes en enkele anderen, die uit hoffelijkheid dezen avond om hare koninklijke gastvrouw een gevolg vormden. Alexandra miste Elena... Alle die vreemde meisjes hadden zich, toen zij zitten ging, dadelijk om haar geschaard en Elena, haar eigen hofdame, niet. Elena walste met den koning. Toen voelde Alexandra zeer, dat zij geen macht meer had. Dat zij alleen nog maar den titel had van koningin.

Niemand merkte iets van de namelooze bitterheid, die hare eerzuchtige
ziel verdronk. Zij bleef de schitterende vorstin der chrysanthemen, en toen de koning der tulpen, prins Edzard, voor haar knielde en haar ten dans vroeg, nam ze met een lachende gratie aan...

Elena, dien avond, voelde zich zoo ongewoon, zoo zwijmelend in geheel haar wezen, als was zij opgevoerd tot eene duizelingwekkende hoogte, als ademde zij een bedwelmende, fijnere lucht. Nooit nog had men haar zoo tintelend gezien; haar kostuum flatteerde haar zeer en zij was bijna mooi; haar vernuft scherpte zich in haar opgezweepte stemming en zij liet geen repartie onbeantwoord.Zij had eene lange woordenschermutseling met de gravin Costi, wie ze begonnen was te beschertsen, dat zonnebloemen zich soms tevergeefs wenden tot de Zon en hare woorden waren zoo scherp, zoo zegevierend hatelijk duidelijk, dat de gravin ziedde van drift en haar gaarne een klap om de ooren had gegeven... En Elena's ingetogenheid slaakte alle banden, aangehitst door den koning, die zich op eene in het oog loopende wijze met haar bezig hield; luid lachte zij, dol danste zij en zij dronk hare champagne en zij voelde zich een weinig vreemd in haar hoofd. Toen de koning haar voerde naar een der terrassen, even alleen, in de avondlucht, bracht zij de hand aan haar hoofdje en zij lachte.

- Ik wind me heusch te veel op, Wladimir. Hier is het heerlijk...

- Ja, heerlijk... Het is zoo benauwd daar in die geparfumeerde lucht. Maar Elena, waarom zeg je, dat je je te veel opwindt! Je bent allerliefst zooals je bent.

- Ben ik? Jij maakt me zoo...

- Elena...

Hij pakte haar in zijn armen.

- O, neen, neen, pas op...

- Kom meê, een beetje wandelen...

- Ze zouden ons missen, neen, neen.

- Elena, ga je heusch naar Thracië, morgen?

- Ja, morgen.

- Ik kom over drie dagen ook in de hoofdstad terug.

- Over drie dagen; hoe lang!

- Neen, neen, dat vliegt om. En dan, Elena, niet waar, dan wordt je mijn vrouw. Je weet, koningin kan je niet worden, om de wetten, maar mijn vrouw...

- Ja, ja...

- Hoû je van mij, Elena...

- O...!

In den donker wierp zij zich aan zijn hals en omhelsde hem woest.

- Ja, ja, ik hoû van je; ik aanbid je...

- Zeg, Elena, van avond, willen we dan weggaan? Met mijn yacht... Ons huwelijk zal toch wel geklets geven, dus of ik je schaak...

- Neen, neen, dat niet.

- Niet? Jawel, zeg ik je. Begrijp je; ik zeg van ja. Ik kan niet langer wachten. Als ik in Thracië terug ben, zeuren misschien de ministers als ze wat gehoord hebben of er gebeurt iets, dat we niet voorzien hebben. En dan komt er niets van. Begrijp je dus: we moeten van avond weg...

- Ik zal niet durven, Wladimir.

- Het moet. Het kan niet anders, Elena. Het moet. Ik zal je na het bal wachten in den koepel, in den oranjetuin. Je weet wel, de groote koepel. Het moet, begrijp je.

- O, Wladimir, ik zal zoo bang zijn... Maar als het moet...

- Ja, het moet.

- Dan zal ik komen... O, wat doen we, wat doen we!

- Ben je bang?

- Ja.

- Er is geen reden voor. Ik bende koning; ik kan alles.

- En de keizer van Liparië?

- Denk je, dat die iets over me te zeggen heeft? Ik draai hem om mijn vinger als ik wil.

- Is dat zoo?

- Natuurlijk.

- Neen, neen, dat is niet zoo.

- Jawel, zeg ik je.

- Laat ons nu naar binnen gaan. Ik beef van angst, Wladimir. Iedereen kan hier komen; spreek ook niet zoo hard.

- Dus van avond, na het bal, in den koepel.

- Wanneer zal dat zijn?

- Om vijf uur misschien.

- Dan is het dag; ik durf dan niet door den tuin.

- Je moet, Elena - hij vloekte - je moet, je moet....!

Hij stampvoette. Hij was woedend om hare weifeling.

- Wees stil, Wladimir, ik zal het doen.

- Pas op, als je niet komt.

- Ik zàl komen....

Zij drong hem nu weêr in de balzaal te gaan.

In het volle gedrang, voor het souper begon, had men hunne afwezigheid niet opgemerkt.

De koning zoû met Elena soupeeren. Prins Edzard met de koningin Alexandra.

- Wat stellen ze zich met elkaar aan, critizeerde de prins, die zich van avond onberispelijk vond in zijn tulpenkostuum. De koningin volgde ze beiden met een doordringenden blik.

- Laat ze...! mompelde ze minachtend. Het zijn kinderen.... naar boven

X.

Het was in den rozen dageraad na het bal, en de geheele villa sluimerde als moê van een orgie. De uitgebluschte illuminatie met hare geraamten van stellages en gedoofde zonnen maakte een indruk van feest-naweemoed; de terrassen lagen vol vertrapte bloemen en vernielde overblijfselen van cotillon-versieringen en over het voorterras tot in den tuin lag vreemd een schuin houten plankier, waarover Wladimir in zijn zonnekar de balzaal was binnengereden. Om de villa, die in hare ordeloosheid als moê scheen van het feest, breidde de langzaam afglooiende tuin zich in stil bloesemende plantenpracht uit, ongerept. In de verte, eeuwig kalm, lag de zee. De jaloezie-deuren van Elena's kamer kraakten zacht open en het jonge meisje trad op het terras. Zij was in een eenvoudig reistoilet en zeer zenuwachtig, bleek, poogde zij kalm het terras om te loopen, met een omweg, om niet langs de deuren te gaan van het appartement der koningin. Langzaam liep ze door, quasi onverschillig, en zij had bedacht - mocht zij iemand tegenkomen - te zeggen, dat zij niet slapen kon en behoefte had aan frissche lucht. Dat zoû nog al natuurlijk klinken. Maar haar hart klopte, haar beenen trilden.
Zij moest de geheele villa omloopen en zij struikelde bijna, toen zij ging over het houten plankier van het voorterras.

De villa bleef stil. Zij ontmoette niemand. Toen hoorde zij eensklaps stemmen achter het geboomte van den tuin. Zijverschrikte eerst hevig, maar de klank der woorden stelde haar gerust. Het waren tuinlui, bezig in den vroegen morgen.

Toch nam zij den kronkelenden omweg van een oranjelaan, om hunne ontmoeting te vermijden. Langzamerhand begon zij vlugger te loopen, zoo goed als zeker nu niemand tegen te komen der gasten. Haar quasi onverschillige pas versnelde zich tot dien van een vlucht, een zenuwachtige vlucht, met hare fijne laarsjes over het grint der dalende en klimmende lanen. De villa was in het groen weggezonken. Haar hart klopte haar tot benauwens toe. Over een uur, een half uur misschien, zoû ze met den koning op zee zijn, terug naar Thracië.... Zij bedacht hoe zij zich zoû houden. Niet meer zoo opgewonden en aanstellerig als op het bal: dat was goed voor eens. Waardiger en eenvoudig met een eenvoudigen, voornamen blik. Zoo paste het aan de aanstaande vrouw van den koning. De vrouw van een koning...! Het was een sprookje, ook al werd zijzelve geen koningin. Het was een droom. Wat zoû haar vader er wel van zeggen....! En zij poogde zich al reeds te voegen in die eenvoudige, voorname houding, die haar goed dacht. Zij liep een oogenblik kalmer om op adem te komen. Ginds, op den top van een breeden heuvel, stond de koepel. Het was een klein lusthuisje, zeshoekig, met fijn treille-werk, waarom een roze klimop klom met groote trossen van roze bloesems. Daar zoû de koning haar wachten. Zij zag naar boven, naar den koepel, meenende hem te zullen zien. Maar zij zag nog niemand. En langzaam liep zij voort, vermoedende, dat het te vroeg was, glimlachende om haar haast. Zij bereikte den koepel, die hoog uitzag over de zee. Ginds, in waarheid niet heel ver, en oogenschijnlijk op grooten afstand door het optische bedrog der valleien van den tuin, lag de villa. Schuchter klopte Elena aan de gesloten deur van den koepel. Er kwam geen antwoord. Toen draaide zij de deur open. Wladimir was er nog niet. Het was toch reeds over het uur. Vermoeid van het bal, van haar wandeling, liet zij zich vallen op den lagen rozen zijden divan, die den geheelen koepel van binnen omgaf. Het was een ideaal verblijfje; spiegels beschilderd met bloemen en putti, tusschen lijsten van wit- en goudlak; roze zijden gordijnen voor de hooge vensters en,
om de gesloten jaloezieën, schemerde het binnen, zacht rozekleurig in het zachte licht van den opdoemenden morgen.

Elena sloot de oogen. Het bal dwarrelde voor haar geest. Haar slapelooze nacht deed haar hoofd tintelen, als waren hare hersenen kristal. Alles was koortsig licht in haar van kleur en van gewicht. Zij voeldeiets onaangenaam zwevends door alle hare leden.

Trots zichzelve, wachtende, sluimerde zij, zittende, in. Zij was geheel in reistoilet, een grooten hoed met voile op, gehandschoend; zoo, wachtende, zich correct houdende om de raideur van haar reistoilet niet te verliezen, sluimerde zij in met een lichten slaap, een slaap, die zich als bewust was. In haar sluimer vergat zij niet, dat zij den koning wachtte. Over een uur zoû zij met hem op zee zijn. Plotseling schrikte zij wakker. Stappen knarsten over het fijne grint. Voor zij zich herstellen kon, trad Wladimir binnen. Een voldane verrassing, toen hij haar zag, glom over zijn gezicht.

- O, Wladimir, riep zij uit. Gelukkig, dat je daar bent. Ik ben zoo nerveus. Hij gaf haar een zoen.

- Waarom? vroeg hij.

- Ik was zoo bang, dat de koningin iets merken zoû.

- Wel neen. Heb ik je lang laten wachten?

- Niet zoo heel lang.

- Ik heb een bad genomen in zee. Ik had behoefte wat te zwemmen. Het heeft toch niet zoo heel lang geduurd, wel?

- Neen. Maar Wladimir, wanneer gaan wij nu weg?

- Ja, dat is de questie. De kapitein van mijn yacht heeft me laten zeggen, dat de boel niet in orde was. Er is een mankement aan de machine.

- Dus.... hoe dan?

- Ja, van morgen kunnen we niet gaan, kindje.

- Van morgen niet, Wladimir?

- Neen, beste meid. Hoe wil je met een kapotte boot naar Thracië.

- Maar wanneer dan?

- Nou, we zullen nog wel eens zien.

- Ik zoû vandaag anders naar Thracië teruggaan, dat weet je.

Een désilluzie klom in haar op, lichtjes aan. Zij dacht wel, dat hij er niets aan

doen kon, dat de machine kapot was, maar het was toch voor haar eene groote teleurstelling.

- Nou, zeide hij als met een ingeving; ga dan terug naar Thracië, net zooals mama het wil en hoû je dan kalm bij je vader en over een paar dagen kom ik ook en dan trouwen we. Het is misschien zoo toch beter, dan weg te loopen, vindt je ook niet?

- Misschien wel, maar ik had er zoo op gerekend. Ik zal nu maar liever naar de villa teruggaan, Wladimir.

- Waarom zoû je? We zijn hier nu gezellig.

- De koningin zal me missen.

- Wel neen, mama slaapt. Iedereen slaapt. Ze zullen den heelen morgen slapen.

- O, Wladimir!

- Wat toch?

- Ik zoû maar liever teruggaan... Hij nam haar geheel in zijn armen en drukte haar tegen zich aan.

- Waarom... zoû je... dat... nu doen? vroeg hij tusschen zijn zoenen in. Zij had hem te lief. Zij voelde zich te zwak inzijn armen. Zij legde haar hoofd aan zijn borst, maar met vochtige oogen om hare désilluzie, dat zij niet gingen op reis.

Hij morrelde aan hare voile.

- Die vervelende hoed... schertste hij.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Zij bleven samen in elkanders armen. Als uit gekheid had hij den koepel van binnen gesloten. Het was er binnen donker roze schemerig tusschen de spiegels, waarop de putti dansten en klommen, tusschen bloemfestoenen...

Buiten over de opalen zee steeg de zon in den blozenden morgen.

------------------ naar boven

XI.

Men was dien dag zeer laat op de villa, en zelfs het lunch werd niet te zamen gebruikt om de matheid der gasten na hun feestroes. En hunne vrijheid werd hun vooral geheel gelaten, omdat de koningin niet in een stemming was zich te vertoonen.

Ze bleef in haar appartement, in hare gedachten verloren en zij zag niemand. In haar, als eene obsessie die grijnsde, stond de valschheid van Briani steeds voor de oogen van haar ziel.

Om vier uur belde zij een lakei.

- Breng mij thee, en zeg den intendant, dat ik hem spreken wil.

Zij lag in hare antieke kanten lang uit, de oogen half geloken, op haar divan. Zoo had zij reeds den geheelen dag gelegen. Toen de lakei haar
de thee gebracht had, richtte zij zich wat op, en schonk zich in. De intendant verscheen.

- Hoe laat vertrekt de stoomboot naar Thracië?

- Om acht uur, Uwe Majesteit.

- Heeft de freule Elena orders gegeven omtrent haar vertrek?

- Ja, Uwe Majesteit. Ook nog sommige van de logés. Ik heb deze lijst.

Hij reikte haar een lijst over.

- Het is goed. Ja juist; die zouden vertrekken. Allen naar Thracië.

- Nu Uwe Majesteit mij toch tot Zich geroepen heeft, zoû ik Haar gaarne over iets willen spreken.

- Waarover?

- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Edzard van Karlskrona heeft mij een paar malen geklaagd over zijn appartement. Zijne Hoogheid vindt de kamers te klein en te warm. Hij vroeg mij Uwe Majesteit hier niet mede lastig te vallen, maar nu dat er vele gasten vertrekken, zoû men Zijne Hoogheid misschien kunnen verhuizen.

Zij dacht even na.

- De kamers van den prins zijn niet bizonder. Vraag aan Zijne Hoogheid uit mijn naam of Zij de kamer van de freule Elena wil hebben. Zijne Hoogheid heeft dan maar één kamer, maar die is heel ruim. De intendant boog zonder een spier te vertrekken.

- Ik zal Zijne Hoogheid dadelijk het voorstel van Uwe Majesteit overbrengen, sprak hij, deftig als een hofdignitaris. Hij was de eenige dignitaris van de koningin. En hij vertrok metwaardigheid. De koningin bleef alleen in een bittere stemming; alles verveelde haar; zij gevoelde behoefte aan hulde, vereering, vergoding en er was niemand. Prins Edzard was nog al aardig tegen haar... maar dat was niet genoeg. Zij
moest een doel hebben voor haar eerzucht. Zij gevoelde een kracht in zich te heerschen. En zij heerschte alleen over haar villa en over haar bloemenbal.

Uit verveling, uit spleen wrong zij zich zuchtende over den divan. Toen, in een impulsie, belde zij Elena.

Het meisje kwam spoedig binnen. Bij de deur bleef zij staan. Hare houding was eerbiedig maar opgericht.

- Elena, begon de koningin. Van avond vertrek je om acht uur. Jaren ben je bij me geweest. Ik had je liefgekregen als een dochter...

Zij zweeg even. Elena wachtte af.

- Als een dochter, herhaalde Alexandra weemoedig. Als kind heb je met den koning gespeeld. Dat je een genegenheid voor hem koesterde, was misschien fataal. Maar het behoefde niet, dat je je vergat. Dat je met den koning sprak op eene onbetamelijke wijze. Dat je met een verfijnde coquetterie je opdrong aan het gezelschap van den koning. Toch, als je eenig berouw getoond hadt, had ik van mijn zijde genoeg liefde voor je over, om je te vergeven, om je hier te houden bij mij. Maar nu, na gisteren avond, na het bal, waarop je je op een onbeschaamde wijze met Zijne Majesteit geafficheerd hebt, is dat onmogelijk. Ik heb je geroepen om afscheid van je te nemen. Voor altijd, Elena.

Zij zag het jonge meisje aan en verwonderde zich, dat Elena, om hare stem, haar groote macht van muzikalen toover, niet geroerd werd. Vroeger zoû Elena, om zulke woorden, gezegd met zulk een stem, in snikken zijn uitgebarsten. Nu bleef zij onbewegelijk staan met een rustig gezicht.

Maar een triomf lichtte klaarblijkelijk over die rust. Alexandra merkte dien triomf op.

- Mevrouw, antwoordde Elena kalm. Ik zal nooit vergeten, wat ik aan Uwe Majesteit verschuldigd ben. Ik zal altijd dankbaar blijven om de gunsten, die Uwe Majesteit mij verleend heeft...

- Dat zijn woorden, Elena.

- Maar ik geloof ook, dat het beter is, dat ik Uwe Majesteit verlaat.

De koningin zag op. Haar blik was heel weemoedig.

- Ga dan. Mij verlaat alles. Mijn land verlaat mij en alles, iedereen...

Elena begreep zelve niet, dat ze niet in snikken uitbarstte om de diepe weemoedige smart van haar meesteres. Zij verwonderde zich, dat zij kalm bleef, rustig, triomfeerend...

- Ga dan, herhaalde de koningin. Elena neeg en trok zich terug.

Zoodra zij weg was, richtte de koningin zich met een dolle energie uit hare matte houding op. - O! de triomf van dat kind... Hetkon niet anders. Zoo kon ze zich niet vergissen. Er waren huwelijksbeloften gewisseld tusschen haar zoon en Elena. Het kon niet anders. De koning zoû de dwaasheid doen. De koning zoû zich onmogelijk maken in de oogen van Liparië. Liparië zoû den koning als een onverstandige jongen zijn troon doen ruimen. Thracië zoû voor haar open zijn... het kon niet anders, het zoû zoo zijn... Zij herademde, zij hoopte weer, de toekomst glansde voor haar op. En de koning, de koning moest zoo spoedig terug naar Thracië. In Thracië zoû het gebeuren. Zij zoû Wladimir zeggen, dat zij ziek was. Ziek van de ondankbaarheid der menschen. Dat zij alleen wilde zijn, geheel alleen, in de eenzaamheid van Paxos, zonder logés, zonder feesten, zonder haar zoon. Zij zoû hem zeggen, dat hij zoo spoedig mogelijk terug moest naar zijn land.

De dag sleepte zich voort. De koningin verscheen alleen aan het diner en nam toen allerbeminnelijkst afscheid van hare gasten, die zouden vertrekken tegelijkertijd met Elena. Haar afscheid van Elena was heel koel.

De avond was stil. De nog overige logés verspreidden zich, voeren op zee, toerden in het binnenland.

In den stillen avond, de villa weinig verlicht, deelde de koningin het haar zoon meê. Dat zij moê was, ziek van de ondankbaarheid der menschen.
Dat hij weg moest, hij en Briani. Maar dat zij hem in Godsnaam toch smeekte niet verder te gaan in welke plannen ook, die hij met Elena voor zoû hebben. De raad van een moeder...

Een onwil verstarde zijne trekken.

- Ik dank u voor uw raad, mama. Maar ik heb niets voor en al had ik wat, dan weet u, dat ik toch doe wat ik wil. Ja, ja, zij wist het: het was zoo smartelijk, voor een moeder...

- En ik kan me begrijpen, dat u rust noodig heeft na al die drukte. We zullen overmorgen weggaan... naar boven

XII.

Zij kon niets meer doen: zij moest afwachten. En den dag van het vertrek, in zichzelve reeds jubelend om haar glanzende hoop, werd zij nog tot verrukking toe verblijd door de terugkomst van den koerier uit Liparië. De koerier bracht haar het antwoord van keizer Othomar mede. Het was in zeer waardeerende, bijna vriendschappelijke termen gesteld.

Nu, in de stilte van haar boudoir, met het stille gejuich in hare ziel, bleef zij, lezende en overlezende het keizerlijke epistel....

In zijn kamer zat Wladimir. Ook hem had de koerier een brief gebracht van den keizer. En ook Wladimir las en las telkens over. In de minzaamste termen behelsde de brief eene uitnoodiging van keizer Othomar van Liparië aan koning Wladimir van Thracië, om te Lipara te komen en, zoolang het den koning behaagde, des keizers gast te zijn in het Imperiaal, waar ook de vorst van Illyrië en zijne dochter verwacht werden.

Lang las de jonge koning, in tweestrijd toe te geven aan zijne dwaasheid om Elena te trouwen, expres omdat zijn moeder er zoo tegen was...

En gehoor te geven aan de uitnoodiging van den keizer....

De uitnoodiging was heel minzaam, maar heel dringend ook. Wladimir was niet zoo jong, of hij begreep dat. En eensklaps, met een energie van zijn gedachte tegen haar eigen onbesuisdheid in, met een plotselinge omwenteling in zijn denken, besloot bij. Besloot hij heel kort en praktisch, zooals hij was. Hij besloot, maar hij meende voor den vorm den raad van Briani te moeten vragen. Het zoû goed zijn voor later, als die intrigant in de meening was, eenigen invloed op hem te kunnen uitoefenen.

Hij ontbood Briani, las hem de uitnoodiging voor. En hij vroeg Briani's raad.

- Uwe Majesteit kan zeker niet anders doen, dan aan dit hoffelijk verzoek van den keizer van Liparië gehoor geven, sprak de secretaris met zijn matte stem.

De koning zag hem weifelend aan.

- Zoû je dat meenen, Briani? vroeg hij en kneep zijn kleine oogen half dicht. Nou, we zullen dan eens zien, als dat jouw opinie is....

Toen, met zijn brief, ging hij naar het appartement van zijn moeder....

Hij vond haar glanzend van jeugd, van schoonheid.

- Ik heb een brief van keizer Othomar, sprak zij, zoodra zij hem zag en haar stem jubelde....

- Ik ook, mama, antwoordde bij droog. Zij verschrikte. In haren brief was geene toespeling op den zijne.

- Wat schrijft de keizer? vroeg zij haastig.

Hij reikte haar het epistel over. Zij werd bleek.

- Maar je zoû naar Thracië teruggaan, niet waar?

- Ja, en wat raadt u mij?

Zijn oogen knepen zich bijna geheel dicht. Zij sidderde als in koorts. Zij had een zwak spel op dit oogenblik.

- Ik geloof, dat je de invitatie op het oogenblik niet kunt aannemen, Wladimir, sprak zij, zacht overtuigend. Je bent al zoo lang van Thracië weg; er zijn dringende zaken, die wachten: de ministers....

- Wachten ook, voltooide hij droog, goedmoedig. Ik denk, dat ik zal gaan, mama. Ik geloof, dat het onverstandig is keizer Othomar boos te maken.

Hare beenen trilden onder haar en zij zonk neêr op den divan, zuchtende. Hij, op het punt te gaan, keerde zich om.

- A propos, mama. Ik zoû u heel gaarne nog iets vragen. Zoû u mij een dienst willen doen?

Zij haatte hem op dit oogenblik.

- Wat dan? vroeg ze.

Hij ging zitten, hij nam haar hand en streelde haar mooien onderarm.

Hij lachteen haalde de schouders op over zichzelven.

- Ik ben wel dwaas geweest, mama. Ik heb nogal met Elena gesproken, toen zij hier was.... Ze heeft zich dingen in haar hoofd gehaald. Zoo een hoofdje is zoo gauw in de war. Enfin, ze rekent er op, dat ik in Thracië kom. Ze denkt dat.... nou ja, ze denkt, dat ik haar trouwen zal....

Het was dus waar...!

- Nou woû ik u vragen... wil u zoo goed zijn haar eens te schrijven? Dat het natuurlijk niet kan... Dat het een dwaasheid zoû zijn.... Zeg maar, dat keizer Othomar het niet hebben wil.... Het is voor mij zoo lastig zoo een brief te schrijven. U zal dus dat zaakje wel in orde maken, niet waar?

Zij viel bijna in zwijm: het duizelde haar hevig. Zijne woorden goten een kilkoud bad over haar uit.

- Je bent een slechte jongen... stamelde zij: maar ik zal haar schrijven...

- Ik ben zoo slecht niet, antwoordde hij goedmoedig. Ik vind Elena wel een lieve meid. Ik heb er wel over gedacht... maar het zoû toch te dol zijn, niet waar?..

Hij liet haar alleen; hij zag, dat zij niet wel was en alleen wilde zijn. Begrijpen deed hij haar niet. Hij had haar spel niet doorzien. Alleen een onwillekeurige plotselinge omwenteling in zijn denken had hem behoed onbesuisd te handelen.

Zij begreep het: die plotselinge omwenteling had zij niet voorzien. Zij had haar spel berekend, heel fijn, maar de werkelijkheid, met een zwaaitje van gedachte, troefde haar. Zij verloor...

Half in onmacht was zij neêrgezonken. Hare koortsige vingers verkreukelden den brief van den keizer van Liparië, hare nagels scheurden in de zijde van haar kussens. Al hare hoop knakte ineen: er was niets meer...

- Het leven is tegen mij... mompelde zij. Al een langen tijd is het leven tegen mij...! Maar ik geef het niet op. Misschien een volgenden keer...

Toen knakte zij in een, en achter hare handen deed zij wat zij nooit deed: zij weende bitter... naar boven

XIII.

Er waren twee weken verloopen. De jonge koning was naar Liparië gegaan en sedert een paar dagen was zijne verloving met de prinses van Illyrië aan de hoven van Europa bekend gemaakt.

De gasten der koningin Alexandra waren allen vertrokken, prins Edzard ook. Hij had eerst langer willen blijven, maar de leêge, groote villa, die bij kort te voren als een rendez-vous van feest gekend bad, maakte hem melancholiek. En de koningin liet hem gaan, zooals allen van haar weggingen...

Alexandra had aan Elena den brief geschreven, waarom Wladimir haar verzocht had. In haren hoogen, weemoedigen, zacht verwijtenden toon had zij Elena meêgedeeld, dat de koning in een oogenblikvan jeugdige ondoordachtheid beloften gedaan had, die om het belang van zijn land niet vervuld konden worden. De verwijtingen aan Elena waren in een milden toon. En daarna veranderde bet epistel van topic en vroeg het of Elena geen berouw voelde en deelde het mee, dat de koningin Elena genoeg liefhad om haar te vergeven, en dat Elena in genade weder zoû worden ontvangen, zoo ze terug wilde keeren...

Want de verbannen vorstin miste in hare algemeene verlatenheid hare hofdame en zij wist niemand, die Elena vervangen kon...

Elena had eerst niet gewild. Verpletterd onder hare désilluzie - de hoofdstad geïllumineerd en vlaggende om de verloving van den koning - had zij hare eerste levenssmart geleden. En zij had niet terug gewild, zij had willen blijven treuren in Thracië. Maar haar vader, die niet geweten had, wat met haar te beginnen, had haar gedwongen de vergeving van de koningin aan te nemen en terug te gaan. En zij was terug gegaan. Te Paxos, ouder geworden, nadenkender, van meisje tot vrouw - had haar met grooten weemoed getroffen de villa, blank en ruim, en verlaten, waar de koningin geen feest meer vierde. En zij zag nu eerst hoe het geweest was: hoe de koningin al die menschen tot zich kon lokken, als schitterende parasieten van genot, die bleven zoo lang zij genoten, maar die gingen als het genot gedaan was. De koningin, die haar beeldschoon, statig maar eenzaam te gemoet kwam over het verlaten terras, met alleen de onbewegelijkheid der beeldgroepen, roerde haar zeer, en zij viel aan hare voeten neer en weende en de koningin troostte haar in hare armen... Het was een aandoenlijk oogenblik. Maar Elena kon het niet helpen; zij was ouder geworden, zij dacht na en zij dacht over de koningin en hare intuïtie miste alle oprechtheid aan hare meesteres. Zij zag, dat die bevallige omhelzingen comedie waren en geen troost. De dagen gingen stil voorbij, soms met nauwlijks eenige woorden gewisseld tusschen de beide vrouwen. Elena werd somberder en bitterder. Op een morgen, vroeg, werktuigelijk daalde zij de paden van den tuin af naar de grasvlakte vol narcissen, naar zee. Zij was uitgegaan zonder eenig voornemen, maar toen zij de opalen kalmte van de zee zag, kreeg zij een heimwee, een heimwee zich te laten glijden in de weeke meêgeving
van het aanlokkende element, dat breed, rustig, als een eindelooze droom, waarin zij zich verliezen zoû, daar uitlag. Zij daalde al lager en lager. Zij kwam aan zee. Hier was de plek, waar de koning baadde, waar de koning ver in zee zwom. Daar, waar zijne leden zich hadden uitgevlijd, zoû zij zichuitvlijen. Uit de zee steeg de Zon, in de zee daalde de Zon; ook zij zoû er dalen. Het voornemen was vast bij haar. Zij trad tot aan den oever toe. Toen het water even schuimde aan hare voeten, wist zij niet meer... Zoû zij verder gaan, de zee inloopen...? Zij wist niet of zij durfde... Zij deed nog één pas, hare schoenen werden nat. Toen gevoelde zij het, dat zij niet dorst. Zij trok zich terug...

Zij dorst niet. Zij zag, dat zij er te laf toe was. Zij zoû blijven leven. Maar zij was niet meer het simpele meisje: eene kleine in het groote leven...

Langzaam klom zij de helling der grasvalleien op. Zij zoû teruggaan naar de

villa. Maar zij wist nu, dat het leven moeilijk was, en dat men schrap moest staan, om niet onder te gaan. Zij zoû leeren schrap te staan. De koningin was een goede leermeesteres... Of neen, neen: de koningin had geen macht nu. Zij was niet meer dan een naam, dan een titel. Elena voelde het: zij kon niet blijven bij de koningin. Want zij zoû in het spel van het leven goed willen leeren spelen: zij zoû willen winnen. Zij wilde troeven krijgen en zij moest trouwen: een goed huwelijk doen. Dat zoû zij hier niet te Paxos. Een droom van eerzucht werd zich in haar bewust... De koning zoû trouwen: het hof van Thracië zoû schitteren van den nieuwen luister der jonge koningin... En daar wilde zij, Elena, bij zijn: ze wilde hofdame zijn, daar... Dat was de koning haar wel verschuldigd haar hofdame te kiezen bij zijne jonge vrouw. Zoo zoû het moeten worden... Hier bij de koningin Alexandra had zij in het geheel geene toekomst...

Zij voelde een egoïsme in zich wakker worden, in haar, het simpele jonge meisje. Maar was het hare schuld? Neen, het was de schuld van het cynische, koele leven, het hartelooze, liefdelooze leven... Het was hare schuld niet. En met sentimenteel zijn en zich verbeelden, dat de Zon in de zee daalde, kwam men niet verder.

Zij lachte bitter, om zichzelve. Welnu, zij zoû niet sentimenteel meer zijn. Zij zoû zich niet meer verbeelden, dat koningen haar zouden trouwen. Zij
zoû cynisch zijn en liefdeloos...

Zij had de villa bereikt. De koningin sliep nog. En Elena zette zich neêr om een langen brief te schrijven aan haar vader. Dat zij niet blijven wilde te Paxos, om haar leven te laten verwelken in de ballingschap van de koningin Alexandra. Dat

zij andere ideeën had, die zij met energie nu poogde tot werkelijkheid te brengen. Dat zij geen kind meer was, en dathet leven haar geleerd had het spel van het leven mee te spelen, met de anderen.

DEN HAAG, Sept. '95