LOUIS COUPERUS
"HOOGE TROEVEN"
I.
Het was zeer vroeg in den morgen, te Paxos. In den rozen morgenmist
schemerde heel in de verte de blauwige silhouet der bergkammen van
Epirus, en van het hooge punt der villa glooiden zacht naar omlaag
de valleien der stoere olijven, heerschers van het eiland.
Het was zeer vroeg, zes uur. De villa scheen verlaten, zich
vierkant, breed uitbreidende met lange zuilengalerijen,
waartusschen beelden stonden en palmen. En in de verlatenheid van
het vroege uur was het vreemd het jonge meisje te zien, dat er
leunde tegen een der monumentale leeuwen en staarde over de
roze-schemerende zee uit.
Zij was misschien een-, twee-en-twintig. Zij scheen heel teêr, in
het roze morgenlicht, als een statue van albast tusschen die andere
beelden, van zwaar marmer of brons en het was of zij, geheel in het
wit, juist levend was geworden, zich, bijna onmerkbaar aan,
bezielende in den Griekschen dageraad...
Onbewegelijk leunde zij, hare oogen over de zee, haren arm op den
kop van den leeuw. Er was aan haar iets onzekers en vaags, in haar
iets hulpeloos', als van een groot kind, met haar azalea-bleeke
tint, waarop een paar fijne sproeten, als gouden vlakjes; haar
gulden blond haar en hare sprookjesoogen, groen als smaragden.
Toch was zij niet mooi: de bekoring, die in haar was, was het meest
om hare kinderlijkheid...
Het was zes uur. Vreemd was het, dat zij daar, zoo vroeg al, stond;
vreemder, dat jaloezie-deuren zacht krakend opengingen en koningin
Alexandra ook buiten kwam, in de galerij. Zij zag, met zwarte
oogen, die verblindden, verblindden van ingehouden vuur, vuur van
hartstocht, van
eerzucht, vuur van laaiend leven.
- Elena! sprak ze.
Hare stem, die riep, was vreemd magnetisch bekorend. Die stem was
op dit oogenblik, verbannen als zij was uit haar land, hare
grootste macht misschien.
Het meisje hoorde dadelijk, keerde zich om, liep naar de koningin
toe. Deze zoende haar, als een dochter, hoewel zij hare hofdame
was.
- Wat doe je daar, kind?
- Ik? Niets, Mevrouw! Ik kon niet meer slapen...
- Waarom niet?
- Ik weet niet: ik kon niet meer... De koningin zweeg een
oogenblik, zag uit over de zee: er was niets te zien. Ginds, in de
helling van het eiland, lag de stad, lagen enkele schepen in de
haven, in het roze licht.
- Wanneer wordt het yacht van Zijne Majesteit te Paxos verwacht?
vroeg zij in eens.
Elena werd heel bleek.
- Ik meen om... om acht uur.
- Ik dacht vroeger...
- Het kan zijn...
- Briani zei gisteren avond: zeven uur.
- Het kan zijn... stotterde het meisje.De koningin zag haar raadselachtig aan.
- En Uzelve, Mevrouw, meende Elena te moeten zeggen: kon U ook niet
meer slapen?
De koningin bleef haar aanzien, glimlachte eindelijk en zei toen,
met hare stem van muzikale macht:
- Neen... Ik dacht zooveel aan Zijne Majesteit: ik heb mijn zoon nu
in geen vijf maanden gezien...
- Ja, in geen vijf maanden...
- Niet waar: in geen vijf maanden? vroeg de koningin weêr,
raadselachtig, met nadruk.
Elena zweeg. Toen ging de koningin voort:
- En nu woû ik hier uitzien, over de haven, tot het yacht
komt...
Het meisje werd nog bleeker: toch had de koningin heel achteloos
gesproken. Zij
ging nu naar een staanden verrekijker, boog zich even en tuurde...
Toen richtte zij zich op, en:
- Wij zullen hier dus maar blijven, niet waar?
- Zooals Uwe Majesteit wil, sprak Elena zacht.
De koningin was gaan zitten; zij zwegen beiden. Vreemd ledig waren
zij daar nu, in afwachting...
- Ik ben blij, dat Wladimir komt, zei de koningin na een lange
poos. Het is hier heel vervelend, met àl onze logés.
- Waarom blijft U hier? Laat ons naar Weenen gaan, naar
Parijs...
De koningin zag haar aan.
- Dat meen je niet...
- Waarom zoû ik dat niet meenen?
- Omdat je heel goed weet, dat ik in Weenen of Parijs... Zijne
Majesteit minder zoû zien.
Het meisje kreeg een schok: zij vermoedde, dat de koningin met haar
speelde, maar zij was eene zeer passieve natuur: zij kon niet
anders dan dit spel dulden.
- Waarom zoû dat hoeven? vroeg zij, werktuigelijk: de woorden
kwamen zoo: ze konden niet anders komen...
- Het is zoo moeilijk voor Zijne Majesteit naar Weenen of Parijs
incognito te komen: officieele visites kunnen niet herhaaldelijk
gebeuren: hier is dat alles heel anders...
- Dat is zoo.
- Maar het is hier wel heel vervelend, heel vervelend...
Hare armen vielen slap neêr, gedwongen werkeloos, gedwongen
apathisch. Nadat zij uit Thracië, haar klein koninkrijk, verbannen
was, om mislukte intrigues: omkoop bij verkiezingen, geknoei met
ministers, verbannen door invloed van groote mogendheden, - nadat
haar zoon regeerde, door die zelfde mogendheden ten troon gebracht,
verveelde zij zich. Zij had mooi op hare villa zich eene kleine
hofhouding scheppen, gasten vragen: de bohême der vorstelijke
huizen van Europa:
zij verveelde zich. Zij was geboren voor verwikkeling, intrigue.
Het was haar niet genoeg, dat zij mooi was, dat zij een ruim
jaargeld had, dat men haar vierde en dat zij leefde naar haren
vrijen lust: zij moest intrigue hebben. Dat geknoei met ministers,
met staatslieden, tijdens die vroegere verkiezingen - een berucht
Europeesch schandaal - dat was haar element.
Hare verbanning was haar bijna niet onwelkom geweest, om hetromantische ervan. Want zij had gerekend gauw in triomf terug te
keeren en dan ware hare verbanning een interessant verleden
geweest. Maar de triomf bleef uit... Nu kwam haar zoon, koning
Wladimir, haar bezoeken, voor een paar weken. Wat zoû hij haar
brengen, als
verrassing? Het besluit der Staten, dat haar
terugriep...? Zij twijfelde er aan, hoe zij er ook aan hoopte: zij
twijfelde, omdat zij wist de tegenkanting der groote mogendheden.
Trouwens, die geheele troonsbeklimming van haren zoon was haar eene
teleurstelling geweest. Zij had daaraan niet dadelijk kunnen
denken, met hare verbanning. De evenementen van het leven waren
altijd verrassingen. Maar het uitroepen van de republiek ware haar
nog liever geweest. En dan zij later terug in triomf... Maar nu, nu
kon zij nog alleen maar hopen op eene intrekking van haar
verbanningsdecreet en daarna op geheimen invloed achter haar
zoon...
Die gedachten waren dof om haar heen, in het roze licht van dien
morgen. Toen zag zij naar Elena, die stil zat, bleek.
Iets begon zich te weven door de doffe gedachten der koningin.
- We zullen zien, dacht zij.
En zij bleef naar Elena kijken, zeer oplettend. Zij vond, dat dit
broze, blonde kind er toch uitzag als voorbeschikt om slachtoffer
te zijn. Er waren menschen, die geboren waren, om slachtoffer te
zijn.
Toen zag zij uit naar de zee, naar de kammen van Epirus.
Zoo, stil, bleven de beide vrouwen, uitturen naar het yacht van
koning Wladimir. Het was over zevenen, toen zij het daar, in de
verte, zagen... naar boven
II.
Het was dien dag alles vroeg op de villa. De jonge koning was
aangekomen en alle gasten zijner moeder waren op om hem te
ontvangen. Het was als een garden-party daar op de terrassen, in de
galerijen, in den warmer en warmer wordenden lentedag.
Het waren er vroolijke groepen, heeren, dames, enkele uniformen. Er
lag over dat gezelschap een bizonder waas, iets bitters, iets
ongegeneerds,
iets would-be onverschilligs. Een sarcasme werd met
een cynischer repliek beantwoord. Het was er de bohême der
vorstelijkheid van Europa: van die gekroonde zwervelingen, die of
door eigen wil of door omstandigheden uit hun element gerukt zijn.
Zij hadden elk hunne satellieten: getrouwen, die getrouw bleven om
de een of andere reden van egoïsme. En in de lange, marmeren
galerijen, tusschen de palmen en beeldengroepen, was er over al die
gelaatstrekken eene vreemde décadence, die als voorspelde eene
andere eeuw: iets slechts, dat van een naderend einde sprak. Het
was er iets licht demonisch', dat er even trilde in den glimlach en
den flirt der vrouwen, in de brutale aardigheden der mannen.
Daarover heen wemelde nog een waas van souvereine hoogheid,als een verbleekte glans van kroonjuweelen: brutale, valsche
steenen. In een der galerijen - uit nog een zweem discretie verder
verlaten - liep de koningin Alexandra met Wladimir op en neêr.
Ernstig was hun gesprek; smeekend de stem der koningin; quasi
kinderlijk, alsof hij het toch niet helpen kon, de stem van den
jongen koning. Een groote, sterke jongen van negentien jaar, geheel
en al een man, bizonder forsch en breed in zijn spannende uniform,
met het nieuwe frissche koningsbloed van zijn parvenu-geslacht dol
blij bruisend door zijn aderen. Zijn kleine kop met kort kroeshaar
en half gesloten, loerende oogen, met zijn zwaren, zinnelijken
mond, waarom viriel dons van baard en snor, was, in zijn jeugd, als
de kop van een jongen Caracalla; om zijn mond, tusschen zijn
vleezige wangen, speelde altijd een onvertrouwbare lach, zonder
diplomatie, maar met een blijde sensualiteit. In zjne kracht was
iets vreemd lenigs, als van een jongen, mooien tijger.
De koningin, heel jong nog, heel mooi, bizonder elegant, hing aan
zijn arm. Zij smeekte hem, in een stortvloed van teedere woorden;
zij gaf zich aan haar zoon, zooveel zij dorst. Hij, met zijn
sensueelen lach, bleef zich verontschuldigen en altijd was zijne
stem kinderlijk, half ongelukkig. Zij zag hem niet als hij was. Zij
zag niet, dat deze sterke jongen al heelemaal een man was, niet
alleen naar leden maar ook naar ziel. Zij meende, zij, als moeder,
met hare menschenkennis, zoû hem kunnen laten doen naar haar wil.
En dat zij stuiten bleef op zijne aangenomen kinderlijkheid maakte
haar wrevelig: was hij dan zoo dom!
Hij, hij hield zich dom. Hij kon er heusch nog niets aan doen,
mama'tje. Het was voor hem ook een teleurstelling geweest. Maar de
Minister-Prezident, de ministers, de Staten.... Het was heusch zoo
moeilijk. Dan
de groote mogendheden: altijd die soort van voogdij,
vooral van Liparië... En hij hakkelde zijne frazen voort. Toen
zeide hij haar een compliment. Hoe mooi zij was, hoe jong: zij was
net een groote zuster van hem.... En hoe goed haar al die antieke
kant stond. Alleen heel mooie vrouwen, met haar mooi teint, konden
antieke kant dragen: iedere andere vrouw werd er geel van....
Toen warrelde hij in de lange kanten van hare bloote armen, met
zijn gretig woelende hand, en met nog iets kinderlijks erbij. Toen
gaf hij haar een zoen op haar onderarm. Een domme, perverse jongen,
dacht zij, terwijl zij hem liet begaan. Zij, ze was pervers, maar
dom was zij niet. Dat had hij van zijn vader. Maar
toch, zijne vleiende woorden hadden haar gestreeld. En zij zette
zich neêr, trok hem bij zich, en, ziende, dat erop dit oogenblik toch niets beslists van hem te verkrijgen was,
ontvouwde zij levendig een heel program van feestelijkheden, te
zijner eere.... Nog meer logés zouden er komen; zeg, wie woû hij er
nog bij hebben?
- De gravin Costi, zei hij dadelijk.
Zij lachte luid. Zijne loerende oogen keken haar schuin aan, een
zinnelijk verlangen was om zijn mond. Maar zij verdedigde zich;
neen, de gravin Costi zoû zij nooit vragen! Die had zich zóo
onmogelijk gemaakt, zoo alle convenances over boord gegooid. Dat
ging nooit.
Hij werd boos. Hij had gerekend op de gravin Costi en hij moest
iedere gril ingewilligd hebben: anders werd hij razend.
- Neen, Wladimir, heusch, ik kan haar niet vragen!
Met een ruw gebaar zwaaide hij zijne hand uit, hen allen
wijzende.
- En die troep daar? vroeg hij rood van woede. Daar is niets beters
bij, dat is toch ook allemaal....
Hij zei een ruw woord. Zij werd ernstig, sloot op elkaar hare mooie
lippen in een stille verontwaardiging. Toen, als een moeder wilde
zij hem terecht wijzen.
- Ach wat! vloekte hij en hij stond op, om te gaan.
Zij greep zijne hand. Zij smeekte hem, in Godsnaam weêr geen scène
te maken. Zij was zoo gelukkig hem te zien. Zij zoû alles voor zijn
pleizier doen. Al die feesten.... En als hij absoluut de gravin
wilde hebben.... dan zoû ze zien: er met Briani over spreken.
- Wat heeft die er meê noodig?
Maar zij verdedigde Briani: haar raadsman, zonder wien ze immers
niets deed.
- Zonder wien u niets durft te doen! tartte hij en zijn blik, die
loerde, zeide haar duidelijk, dat hij wel wist, dat Briani meer dan
haar raadsman was.
Zij lachte, sprak met hare liefste stem, in doodsangst, dat hij
toch een scène maken zoû. Opnieuw ontvouwde zij haar program: een
verlichte gondelvaart op zee, des avonds; tableaux: al die dames
zelve zouden nimfen voorstellen....
Hij vroeg, gretig, détails: zij gichelden nu met elkaar. Gelukkig,
hij werd weêr handelbaar, haar jonge welp. Dat bloed van hem moest
maar eerst uitbruisen, hoe eerder hoe beter en daarvoor maar niets
gespaard....
Maar eensklaps, onder de groepen in de zijgalerij, zag hij Briani;
de secretaris praatte met prins Edzard van Karlskrona en met een
jong meisje in het wit....
- Is dat Elena? vroeg hij, turende, want hij was bijziende.
- Ja, antwoordde de koningin.
En eensklaps weefde het weêr tusschen hare gedachte.
- Hoe vindt je haar? vroeg zij.
Hij haalde onverschillig zijn schouders op.
- Niets aan, sprak hij.
- Ik dacht, dat je haar verleden nog al lief vondt: je sprak veel
met haar?
- Ik, neen! verdedigde hij zich.
- Niet? vroeg zijverwonderd, zich twee lange tête-à-tête's herinnerend.
Hij probeerde haar recht aan te zien, met zijn kleine oogen, om
haar te overtuigen.
- Wel neen, sprak hij. Ik vind het een bleeke pop. Niets aan. naar
boven
III.
Het was na het lunch, een vroolijk lunch, dat lang geduurd had in
den warmen middag. Nu, met verhitte gezichten, met een sparkeling
van champagne nog in hunne oogen, liepen de logés van koningin
Alexandra wat rond door de galerijen, lagen zij hier en daar neêr,
lui turende naar de verre zee, beneden om het eiland heen, of zij
zochten hun eigen weg, trokken zich terug voor een siësta, gingen
toeren....
Tusschen een groep dames lag prins Edzard van Karlskrona lang uit,
rookende een zeer lange sigaar, en ze allen hullende in een wolk.
Hij vermaakte ze, en ze
luisterden allen toe. Hij deed een lang, kleurrijk verhaal, omtrent
de revolutie in Liparië; hij had die meêgemaakt, meêgemaakt, hoor!
En hij beweerde, dat hij incognito had geholpen om den brand van
het Paleis der Parlementen te blusschen. De hertogin van Luca
lachte luid uit.
- Ik geloof er niets van, beste jongen!
- Gelooft u me niet?!
- Neen! Et pour cause: die historie in Liparië is nu juist, op den
kop af, een maand geleden, niet waar?
- Ja, en wat zoû dat?
- En je handen zijn te gesoigneerd, je nagels te lang, dan dat je
een maand geleden een brand gebluscht zoû hebben...
Prins Edzard beweerde, ernstig, dat in een maand nagels een heel
eind groeiden. Maar Briani voegde zich bij hen, blijvende staan, de
handen op den rug: een lange, slanke, voorname figuur.
- Wat is er van Liparië?
- O, heelemaal geen politiek! verdedigde prins Edzard zich. Hoû je
bedaard, beste kerel. Wees maar niet bang. Ik zal er geen hand in
steken, in jullie gescharrel!
Briani werd even bleek en de dames keken een weinig verlegen naar
elkander om. Prins Edzard had een blunder gezegd, zooals
altijd.
- Ik weet niet welk gescharrel Uwe Hoogheid bedoelt, liet Briani
glimlachend als in het voorbijgaan van zijn lippen vallen. Ik
hoorde alleen een klank....
- En die interesseerde je, hè?!
Hij maakte het erger, de goede jongen. De hertogin van Luca vond,
dat hij iets van een hollend veulen had, hoe lui hij daar ook lag,
in zijn wit flanellen pak, met zijn lange sigaar. En Briani, met
een vagen glimlach, meenende, dat alle diplomatie aan dezen palurk
toch verkwist zoû zijn, draaide zich op zijn hakken om en wandelde,
altijd de handen op den rug, verder.
Prins Edzard keek de dames aan.
- Een nette manier om je te verlaten...!
De hertogin schudde haar hoofd.
- Ikben weêr niets tevreden over je, mon Prince-Charmant.
- Waarom niet?
- Ik begrijp niet, hoe iemand in twee korte zinnetjes zooveel
onoverdachts kan zeggen als Uwe Hoogheid juist nu kans heeft gezien
te doen.
Prins Edzard vlijde zich gemakkelijker uit.
- Zeg eens, ik ben hier niet gekomen bij onze lieve Majesteit
van.... ik zal maar zeggen, Paxos, om me te bedenken. Ik zeg de
dingen, flup, zooals ze me voor den mond komen. Je moet het niet
van me vergen, lieve hertogin. God, ik heb al zooveel moeten
bedenken in Liparië. Ik ga nu eens vacantie nemen. Erfprins af,
hoor!
En hij schaterde het luid uit.
Zij vonden hem vermakelijk, maar schandalig, schandalig. Een enfant
terrible, een stoute jongen, een ondeugend kind. Maar wat een
gelukkig temperament. Geen oogenblik kwam het bij hem op, dat bij
zich voor iets behoefde te schamen. Zij kenden allen zijne
geschiedenis: trouwens, hijzelve had ze haar met kleuren en geuren
al zoo dikwijls verteld. De revolutie uitgebroken in Liparië, waar
hij op verlangen zijner ouders, Gothlandsche vorsten, om zijne
erfprinsrechten lang gewoond had, en zijn vlucht met zijn yacht
naar Paxos, naar de koningin Alexandra, in dien nacht, toen de
verbitterde volksmassa's het keizerlijke paleis genaderd waren en
de boel aan alle kanten kraakte... In zijn vaderland, Gothland, had
hij zich geheel onmogelijk gemaakt; hij dorst er zich niet meer
vertoonen, gebrouilleerd met zijn ouders, zijn engagement met zijn
nichtje, de prinses Wanda, verbroken... Maar heusch, hij had een te
gelukkig temperament; hij kon zich dat alles niet aantrekken. Het
leven was te kort; je moest ervan pakken, wat je kon....
Briani was naar de koningin Alexandra gegaan. Zij zat met haar zoon
en zij had in hun gesprek Elena geroepen en er haar in gemengd: zij
maakten daar een groep bij de leeuwen van de terrastrappen onder de
rood en blauw en geel gestreepte marquise en zij zagen op de groep
van prins Edzard, in de middagschaduw der zuilen.
En de koningin, toen Briani naderde, vroeg:
- Wat is daar?
- Niets, Mevrouw: Edzard, die onhebbelijk is....
Hij haalde de schouders op.
- Ik hoorde iets....
Briani stelde haar gerust.
- Niets....
- Elena, zei de koningin als tegen een kind, ga eens zien of de
platen voor de kostumes van het bloemenbal in mijn boudoir klaar
liggen. Leg ze anders klaar. Wij komen dan dadelijk....
Het meisje ging, onderworpen. Daar, om prins Edzard, schaterden de
dames luid om een van zijn grappen.
- Wat is er nu? Vroeg de koningin weêr, terwijl Elena zich in de
villa verwijderde.
- Ik verzeker U: niets...
- Ik hoorde: Liparië...
- Hij vertelde van zijn prouesses gedurende de revolutie.
De jonge koninglachte.
- Hij is aardig, gaf hij toe. Hij verlangt volstrekt niet, dat je
hem gelooft, als je hem maar laat praten...
Zij zwegen alle drie, even niet wetende wat te zeggen, verlegen
voor elkaar, elk vol geheime gedachte. Die klank, Liparië, wekte
veel gedachte in hen. Liparië was de groote mogendheid, die den
zwaarsten druk van voogdij uitoefende op het kleine koninkrijk van
Thracië. Liparië wenschte het zoo: den jongen Wladimir op den troon
en koningin Alexandra verbannen. En, schijnbaar vriendschappelijk,
was er een grens
tusschen de moeder met haar gunsteling en den
zoon. Aan beide zijden van die grens waren zij, trots hun
vriendschappelijk gesprek, als vijanden. Die stemming van
vijandschap doemde even in Alexandra op. Maar zij gaf niet aan ze
toe, omdat dit onaangenaam zoû zijn. Wladimir was toch haar kind en
ze hield van hem op hare wijze, als haar jongen, onbesuisden welp.
Zij kende hem alleen zoo: een onbesuisde welp. En zij meende, dat
het beter zoû zijn, op dit oogenblik niet met Briani te spreken
over Liparië; het kon Wladimir misschien ergeren...
Maar haar zoon, met zijn gewone kortheid, stond in eens op als
gedrukt om hun stilzwijgen en sprak de groep om prins Edzard aan...
Alexandra volgde hem met de oogen... Vreemd was hare moederlijkheid
met eerzucht en intrigue-lust in tegenspel, terwijl zij daar
stilzwijgend zitten bleef, hare houding de armen slap neêrhangende
tusschen hare antieke kanten - uitdrukkende zoo duidelijk hare
gedwongen apathie en gedwongen werkeloosheid, hare immense
verveling. Hare oogen weidden over het eiland, over de zee. Te
klein was die horizont. Een bittere trek kwam om haar mond. Zij had
verlangd naar haar zoon en nu hij er was, betreurde zij het, binnen
een uur. Hij, Wladimir, had óok geen rust bij haar, als zij een
oogenblik zweeg. Het ware beter geweest als hij maar niet gekomen
was. Vooral als hij haar toch niets meêbracht, geene verrassing,
geene belofte zelfs van het intrekken van haar verbanningsdecreet.
En hare gedachten weefden zich voort... Als zij hem weêr eens naar
Liparië zond; zij had een idee, dat zoo men hem in Liparië dikwijls
zag, men zijn woeste jeugd ongeschikt voor een troon zoû oordeelen,
en haar misschien... En dan, met eene haar genegen omgeving om hem
heen. Zijn laatste officieele bezoek aan keizer Othomar had wel
niets bewerkt, maar de omgeving, die hem toen omringde, was haar
weinig vriendschappelijk geweest. Als zij Briani afstond aan haar
zoon: zij wist, dat hij Briani gaarne wilde, omdat Briani een fijn
diplomaat was... Ja, gedurende dit bezoek te Paxos, zoû zij invloed
uitoefenen op Wladimir en op zijne omgeving en een paar
elementenzien te vervangen door andere....
- Waar denkt Uwe Majesteit aan?
vroeg Briani, die bij haar stond en rookte. Zij glimlachte bitter
en trok even met hare schouders. Maar zij zag haar secretaris aan,
gestreeld om zijne beleefdheid, die hij nooit tegenover haar uit
het oog verloor, zelfs
niet al waren zij samen. Hij had manieren:
betere, dan Wladimir....
- Zeg mij, waar denkt Uwe Majesteit aan? herhaalde Briani, als met
een zachte suggestie.
Maar zij bleef volharden in haar zwijgen; zij maakte een vaag
gebaar met de hand, als een onzekere arabesk, als wist zij niet
wat, hoe, als kwam het er niet op aan, waaraan zij dacht... Briani
vroeg niets meer, rookende... Ja, als zij hem naar Liparië zond...
Zijne driften en ongemanierdheden intoomen in het Imperiaal, zoû
hij niet lang kunnen: hij zoû zich niet lang kunnen inhouden... O,
als ze maar zelve meê dorst gaan! Ze wist het wel: de keizer was
weinig gevoelig voor vrouwelijke seductie, maar tocb, toch... als
ze maar dorst gaan, zoû zij... Maar het kon niet: hoe hàd zij
kunnen gaan?! Als een smeekeling, incognito... dat zoû de eenige
wijze zijn en dit verbood haar heure fierheid, en daarbij, fierheid
nog op zij: het zoû gevaarlijk zijn ook... O, het was een
chimère... Neen, zij kon niets, gevangen op Paxos, op hare hooge
villa, met de zee aan alle kanten. Hoe klein en hoe vervelend! En
niets dan die logés... En wat een logés... prins Edzard en de
hertogin van Luca en hun slag en misschien zelfs wel een gravin
Costi... O, zij voelde het: zij was gezonken, bitter, bitter laag
gezonken... Zij was dom geweest. Als zij er ooit weer boven op
kwam, dan...
Er boven op: was er dan éenige hoop...? Wladimir: ja, zij was zijn
moeder.... Maar zij kon daar niet bij blijven stilstaan. Zij moest
met haar zoon werken: hij moest in hare hand een werktuig worden.
Hij was zoo jong, zoo piepjong: een onbesuisde welp. Hij zoû niet
altijd weten wat hij deed; hij deed altijd dwaasheden, ondoordachte
dingen...
En in eens, als in een hellen straal, zag zij het duidelijk voor
zich... Elena, Liparië...: het glansde voor haar uit. Dat was het
licht, de hoop... Hare prachtige oogen starrelden, hare trekken
ontloken in een glimlach: in hare houding kwam een lijn van
energie, van de energie der vrouwen, die gewoon zijn met éen woord,
éene beweging veel te bewerken, als zij dat woord en die beweging
maar overdacht hebben en te pas weten te brengen...
Briani was haar aandachtig blijven aanzien. Hij had niet meer
willen aandringen, maar toch nu, ziende de nerveuze
verandering,die hare
apathie bezielde, vroeg hij nog eens, op zijne wijze
van zacht indringenden hoveling, die meende geheel het hart te
weten van zijne meesteres en maîtresse:
- Maar waar denkt Uwe Majesteit dan toch aan?
- Aan niets, sprak Alexandra vroolijk, vlug opstaande. Aan niets...
Laat ons naar ons boudoir gaan; daar wacht Elena met de platen voor
het bal... naar boven
IV.
In het boudoir - een klein zeshoekig zaaltje met een koepelvormig
plafond, dat beschilderd was met een treille-werk, waardoor een
lucht blauwde en waartusschen putti klommen en stoeiden was Elena
al klaar met het uitzoeken der platen, vele naar Walter Crane,
wiens Flora's Feast aan de koningin het idee van haar bloemenbal
had ingegeven. Zij stond te wachten, hare oogen droomende op de
verschillende roze en gele kostumen der chrysanthemen, toen zij
stappen hoorde en meende, dat de koningin kwam.
Maar in de deur, ophoudende de recht neergevallen roze fluweel en
portière, die tusschen de pilasters hing, verscheen de koning.
- Is Hare Majesteit nog niet hier? vroeg hij.
- Neen, Sire....
- Maar zij komt toch gauw?
- Ik geloof zoo, Sire....
Hij naderde.
- Waarom "Sire"? vroeg hij.
Het meisje verschrikte.
- Ik begrijp U niet... stotterde zij.
- Je noemde me toch vroeger anders, Elena.
- Vroeger! glimlachte zij bleek. Al zoo lang geleden.
- Niet zoo heel lang. Hoe lang?
- Jaren geleden, Sire; toen wij kinderen waren....
Hij stampvoette, en smakte ongeduldig met de tong.
- Schei nou uit met "Sire"! beval hij. Zeg Wladimir.
Zij aarzelde.
- Zeg "Wladimir"! drong hij, bijna dreigend.
- ... "Wladimir"! stamelde zij.
Hij glimlachte en zag haar een poos aan. Zij beefde en hield zich
met een hand vast aan de tafel; enkele platen gleden af.
Zij wilde zich bukken.
- Laat dat, beval hij. Ik zal ze oprapen.
- Sire....
- God nog toe! vloekte hij en keek haar razend aan. En hij dreigde
haar met den vinger.
- Als je het nu nog eens zegt.... En àls je die platen
opraapt...!
Zij poogde te glimlachen, heel rood. Toen raapte hij de platen op
en legde ze op de tafel.
- Ik dank U zeer, sprak ze.
Hij zag haar weer aan, met zijn blik van moedwilligen jongen.
- Hoe? vroeg hij.
- Ik dank U, herhaalde zij, zeer verward.
Hij was gaan zitten.
- Hoe...? dwong hij weêr.
- Ik begrijp U niet.... U maakt altijd gekheid.
- Elena, sprak hij; kom eens hier en geef me een zoen.
- Neen, neen, verweerde zij zich.
- Kom hier, zeg ik....
Zij begon te lachen van zenuwachtigheid.
- Hier...! beval hij, met zijn vinger wijzende, bijna als tegen een
hond.
Zij was niet beleedigd: zij hield van hem zoo, moedwillig,
dwingeland: zij aanbad zijneruwheid. Zij voelde, dat zij die ruwheid aanbad: zij voelde zich
vreemd gloeien van warmte. En zij kwam nader....
- Maar.... maar Wladimir....
- Kom hier op mijn knie zitten en geef me een zoen. Maar gauw,
anders komt mama....
Zij was dichter gekomen en hij trok haar in eens naar zich toe,
duwde haar op zijn schoot en zoende haar woest... Zij sloot de
oogen, half zwijmende...
- Sta op, gauw! beval hij weêr. Gauw, daar komt mama...
Het jonge meisje, trillende, was opgestaan, maar zij was nog geheel
verward en wankelde. Stappen naderden: de koningin en Briani; toen
zij
binnenkwamen was Elena, staande, bezig met de platen en
Wladimir bezag een kostuum van meidoorn: een harnas met doornige
punten en aan den helm een groote neêrzwierende pluimenbos van
bloesem...
- Wat denkt u van dit, voor mij? riep hij dadelijk Alexandra
tegen.
De koningin had even naar Elena gezien, en toen naar haar zoon. Zij
vermoedde iets. Maar zij zeide alleen:
- Meidoorn? Neen, niet voor jou, Wladimir: dat is aardig voor je
pages.
- Neen, niet vroolijk genoeg voor pages, wierp hij tegen met zijn
korte stem. Voor pages hier, die klaprozen; die negers met roode
hoeden en trommen....
- Ik had je eigenlijk willen hebben als rozekoning, in dit
kostuum.
- Ja, dat is lief voor mij! lachte hij haar uit. Ik dank u, dat is
me te sentimenteel. \
- Dan als de zon, Wladimir... Jij, de zon, met een gevolg van
zonnebloemen.
- De zon? bedacht hij zich. Maar wat voor een kostuum?
Elena klapte in de handen.
- O, ja, de zon! sprak zij opgetogen. Uwe Majesteit als de
zon....
Zij ontmoette de oogen van de koningin en Briani en daarom eindigde
zij kalmer:
- Want dat kan een heel mooi kostuum worden.
- Maar hoe? vroeg hij.
- Dat zullen we zien, berustigde Alexandra hem. Dat is niet in eens
te zeggen. Geel satijn en goud en een groote aureool om je hoofd en
misschien een zonnekar; zoo iets dergelijks....
- En u als roos? vroeg hij.
- Neen, beste jongen, lachte zij; de rozen zijn me ook te
doucereus, even als jou. Ik als gele chrysanthemum....
- O, Mevrouw, ja...! juichte Elena. Briani lachte.
- Wat een last, voor al die dames haar kostumes zullen hebben
uitgekozen.
- Dat moet vandaag gebeuren, besliste de koningin. Van avond.
Morgen komt een regiment naaisters... Het is wel huiselijk; een
bloemenbal op Paxos! En zij lachte bitter, ironisch.
Ja, het zoû nog een groote moeite zijn. Alles moest van buitenaf
komen in een week tijds. En de kostumen ergens bestellen, dat wilde
de koningin niet; dan werd het toch niet goed. Onder hare
leidingmoest alles gebeuren.
Buiten klonken stappen; een verward rumoer van vroolijke stemmen
als een protest van de logés, daar in de achterhall. Een geklop op
de deur.
- Wat dan toch? vroeg Alexandra ongeduldig.
De deur werd op een kier geopend, prins Edzard lichtte de portière
op; achter hem tuurden gezichten van dames.
- Maar, lieve Majesteit, wat beduidt dat nu? riep hij. Aan het
samenzweren zonder ons? Mogen wij niet onze pakjes bekijken?
- Van avond! decreteerde Alexandra en wees hun de deur.
Een ontevreden gemopper tusschen hen allen. Van avond, van avond
pas; en wat gebeurde er dan nu...?
- Daar hebben jullie niet meê noodig; van avond heeft de groote
beraadslaging plaats. Allons, hoep, voort!
Zij joeg ze met een klap in de handen weg, als een troep kippen.
Edzard
protesteerde hoog, morrelde aan de deur.
Alexandra schoof een grendel voor.
- We willen nu zien! Schreeuwde Edzard.
- Er is nog niets te zien: pak je weg!
- We willen binnenkomen!!
Hij bonsde op de deur met zijne vuisten. Alexandra gaf Elena een
wenk de platen bij elkaar te pakken, gauw, gauw; toen joeg zij
Wladimir en het jonge meisje door een andere deur naar haar slaap-
en kleedvertrek... Daarna gaf zij een wenk aan Briani, schoof zacht
den grendel weg, kwam ook hare kleedkamer binnen en grendelde daar
de deur. De jonge koning en Elena hadden groote pret.
- Majesteit, Majesteit! riepen de dames.
- De deur is weêr open... hoorden zij prins Edzard zeggen.
En de prins opende de deur: zij schenen allen binnen te stormen, in
het leêge boudoir. Kreten van teleurstelling, imprecaties tegen
Briani, die beweerde niet te weten waar de koningin gebleven
was.
- Flauw! riep Edzard.
De dames durfden niet verder doordringen, hoewel prins Edzard ze
ophitste. En zij schenen langzamerhand, onder protestbetuigingen,
met Briani af te trekken.
- Dank je wel! zei de koningin, veilig nu met haar zoon en Elena.
Als we ze binnenlieten, zoû ieder een opinie hebben en dat is niet
noodig; dan komen we nooit klaar. Wij zeggen alles zooals het zijn
moet. Van avond hooren zij waar het op staat. En wie niet tevreden
is, kan ophoepelen.
En met hun drieën, de koningin in het midden, vielen zij vroolijk
neêr op een divan en bezagen de platen, ontwierpen de kostumen en
stelden het programma van het bal vast.
De hand van den koning beroerde telkens de vingers van het jonge
meisje, die opschreef wat de koningin vaststelde; Alexandra, onder
het dicteeren, dacht aan heel iets anders dan een bloemenbal. naar
boven
V.
Een drukte van voorbereiding vervulde de villa: naaisters waren
gekomen, ateliers werden ingericht; de koningin had het zeer druk,
liet over alles het ooggaan. Op een morgen gaf zij aan Briani op tal van uitnoodigingen
te schrijven, naar alle punten der Middellandsche Zee, naar alle
punten van Europa, van waar de invités in een paar dagen Paxos
zouden kunnen bereiken. En hoewel ze inderdaad geheel andere ideeën
in haar hoofd had, was zij toch gestreeld, toen enkele dagen daarna
de Europeesche pers haar bloemenbal overal met fabelachtige
berichtjes aankondigde, toen zij in de mondaine kronieken al kleine
geheimpjes vond verraden, - de namen der hooge invités, die alleen
voor dit "bal très sélect" naar Paxos zouden gaan -; toen hare
villa genoemd werd de toovertuin der schoone vorstelijke
bannelinge, die er hare revanche nam door een ideaal feest.
Gelukkig: men bemoeide zich in Europa weêr met haar; het werd
tijd.
Zoo, op een morgen, noemde zij Briani nog enkele namen, aan wie de
laatste invitaties verzonden moesten worden, toen Briani haar
vroeg:
- Denkt Zijne Majesteit er nog over naar Liparië te gaan?
- Half en half, antwoordde de koningin. Het zoû als beleefdheid
zijn, omdat Zij toch in de buurt is. Maar misschien is het niet
noodig. Daarbij, het is in Liparië nauwlijks kalm, na de revolutie.
A propos, Briani. Ik heb je al lang iets willen voorstellen. Het
zoû voor mij een offer zijn...
- Een offer?
- Ja. Wladimir houdt niet van zijn particulieren secretaris: zoû je
lust voelen dien te vervangen?
Hij begreep haar dadelijk. Zij waren aan elkaar gewaagd. Hij
begreep, in eens, dat zij hem moê was, en dan, dat er nog iets
anders was: wat, wist hij niet precies. Hunne liaison was geen
hartstocht, nooit geweest. De koningin had hem genomen in een
oogenblik van verveling, toen zij verliefde op zijne oogen. Ze wist
dat precies; hij had een blik in zijn oogen en daar was ze verliefd
op geworden. Dat was alles. Nu was die charme afgesleten. De lijn
van zijn rug verveelde haar. Iederen dag verveelde die lijn haar
meer en meer, iederen dag zag zij duidelijker zijn rug, die haar
ergerde. Hij had iets zeer zachts, iets voornaams, iets liefs in
zijn oogen, maar die rug...!
- Zie je, ging zij voort; het zoû voor mij een offer zijn. Ik zoû
je verliezen. Maar hier bij mij heb je geen toekomst en bij Zijne
Majesteit wel. En daarom zoû ik het offer er voor over
hebben...
Hij boog, licht ironisch glimlachend. Maar zijn eerzucht werd
geprikkeld. Toen de koningin verbannen werd, had hij niets dan haar
gehad en hij had zich aan haar vastgeklampt. Maar als er sprake kon
zijn van het particulier-secretariaat bij den koning...
- En wij zouden altijd goede vrienden blijven,niet waar? sprak ze.
- Maar hoe denkt de koning over me? vroeg hij.
- De koning zoû je graag willen hebben.
- Heeft U er dan met Zijne Majesteit over gesproken?
- Zoo half en half...
Zij kon hem wel aan Wladimir laten; hare geheimen wist Briani niet;
die wist niemand. Zij schreef zelden brieven. Verder had zij
grooten tact sporen uit te wisschen. Alleen toen, met het
ministerschandaal in Thracië, toen was zij dom geweest... Dat was
een déveine geweest: zoo was het leven, zoo wisselde het van kans.
En Briani, dien zij in zekeren zin gehecht aan haar wist, zoû bij
den koning een vijandig element vervangen...
- Weet je ook, waarom het zeer goed zoû zijn als je bij den koning
was, Briani? ging zij voort. De koning is jong, de koning doet
dwaasheden. Ik
bid je, let op hem; meld mij, als hij dwaasheden
doet... Dat bal: ik woû, dat het afgeloopen was. De koning is door
die voorbereidselen altijd samen met Elena.
Briani glimlachte.
- Zijne Majesteit is gauw ontvlambaar...
Zij haalde de schouders op.
- Als het niets was dan dat. Maar Zijne Majesteit heeft - ik weet
het niet hoe: misschien wel van mij - iets romanesk.
- Zijne Majesteit romanesk?!
- Zijne Majesteit niet romanesk? vroeg zij met drang. En, verleden,
herinner je dat doorslaan van hem, toen hij beweerde, dat alleen
sommige Romeinsche keizers geleefd hadden, dat verder niemand
leefde..
- Ik noem dat niet romanesk...
- Misschien niet. Misschien is het iets anders. Maar Elena is wel
romanesk: zij is het zeker... Het is niet goed, dat zij altijd zoo
samen zijn.
- Ik durf niet begrijpen waarop Uwe Majesteit doelt...
- Op een genegenheid, die ik zie opkomen.
Briani maakte een gebaar van nonchalance.
- Wat zoû dat? Dat komt en dat gaat...
- Neen. Als de koning niet zoo jong was, dan... Maar nu. Ik woû
eigenlijk, dat hij maar weg was, hoe gaarne ik hem hier ook
heb.
- U zal mij toch niet willen verzekeren, dat de koning een ernstige
genegenheid voor Elena voedt...
- Ernstig of niet ernstig... ik ben overtuigd, dat hij op dit
oogenblik denkt aan... een huwelijk.
Briani zag haar diep aan. Zij kon zijn blik niet weêrstaan. Zij
wendde hare oogen af. Hij bleef zwijgen. Hij dorst haar niet
doordringen en toch meende bij, dat hij haar doordrong.
- U vermoedt, sprak hij eindelijk, heel langzaam; U vermoedt, dat
Zijne Majesteit zoû denken... aan een huwelijk... met Elena?
- Hij heeft er mij nog niet over gesproken, maar ik voel, dat hij
er over denkt...
- De koning zoû zoo onverstandig zijn nu al, op zijn achttiende
jaar,te denken aan een morganatisch huwelijk, dat hem zeker in
ongenade brengen zoû... te Lipara, waar men zijn huwelijk wil met
de prinses van Illyrië...?
- De koning denkt zoo ver niet. De koning is verliefd en wil een
dwaasheid doen.
- Maar die dwaasheid zoû hem veel kunnen kosten...
- Ja... en het zoû een reden voor hem zijn die dwaasheid door te
drijven, als men hem wilde tegenhouden...
- En welke houding denkt Uwe Majesteit dan tegenover Haar zoon aan
te nemen?
- Dat is mijn strijd. Hoû ik hem tegen, dan drijft hij door en
stort hij zich in zijn ongeluk; laat ik hem begaan, dan zal niemand
hem tegenhouden...!
- Ik begrijp Uwe Majesteit. Zij zoû mij secretaris bij Haar zoon
willen zien, opdat dit huwelijk niet tot stand zoû komen...
Hij onderstreepte de laatste woorden en zag haar aan.
- Ja... sprak ze langzaam. Dat is zoo. Als het ten minste niet te
laat zal
zijn. Hier intusschen zal niets tot stand komen: daar kan
ik voor zorgen. Maar later, in Thracië... als Elena terug naar haar
familie gaat...
- Zoû zij teruggaan?
- Daar was al sprake van. Haar vader verlangt naar haar.
Zij zwegen even, peinzend. Toen sprak Briani:
- Als Zijne Majesteit tot dit dwaze huwelijk besloot... zoû het hem
misschien zijn troon kosten.
- O, stil, stil! riep de koningin zenuwachtig uit, ziende naar de
deuren. Zeg dat niet....
- Er is in Thracië een partij, die de verbanning Uwer Majesteit
betreurt.... Maar nu zag Alexandra hem rustig aan, met hare
prachtige oogen. En weemoedig sprak ze:
- Neen. Het is goed als het is. Mijn zoon moet koning zijn. Ik
verlang niet meer te regeeren....
Met een diep accent van waarheid had zij deze woorden gesproken.
Zij bleef voor hem staan, in eene houding van hoogen weemoed, als
had zij afgerekend met de wereld, met aardsche grootheid. Hij
glimlachte zacht. Hij zag haar zoo duidelijk in hare ziel, als lag
die naakt.
Hij was haar te knap. Hij zag de weêrzijde van elk harer woorden.
Hij bewonderde haar, maar hij vond, dat zij te subtiel haar spel
speelde. Die te groote subtiliteit was al eens haar ongeluk
geweest; die subtiliteit zoû altijd haar noodlot zijn. Er was
alleen iets, waarover hij zich verwonderde: dat de koning werkelijk
over dit huwelijk zoû denken.... Maar hij vroeg niets meer,
wetende, dat hij niet te snel achter hare kaarten moest
vorschen.... En hij zeide alleen, kussende hare hand:
- Ik zal altijd Uwer Majesteits getrouwe dienaar zijn....
Hij boog zich over hare hand en zij zag de lijn van zijn rug, die
haar ergerde. naar boven
VI.
Dien middag, toen de koning zijn kostuumvan zonnegod gepast had, hield Alexandra hem nog even staande in
haar boudoir.
- Wladimir, sprak ze hoog, boos. Ik heb je iets te verzoeken nu we
een oogenblik alleen zijn.
Hij zag verbaasd op: zij had met allen ijver en zorg op zijn
kostuum gelet en haar plotseling hooge toon verraste hem. Van klein
kind af aan had hij niet dien toon kunnen verdragen en nooit had
zij iets van hem verkregen met dien toon: integendeel, het was een
accent, dat onvermijdelijk tegenspraak in hem wekte. Zij kende haar
zoon lang genoeg om dit te weten: zij wist het ook....
- Wat dan? vroeg hij, dadelijk nerveus geprikkeld.
Zij wist het en toch veranderde zij haar toon niet.
- Je kan natuurlijk in Thracië doen wat je wil. Je bent geen kind
meer en ik heb daar niets over je te zeggen. Maar hier, in mijn
villa, blijf je mijn zoon en hoop ik, dat je je gedragen zult naar
mijn wenschen.
Hij fronste al de wenkbrauwen, maar zij liet hem geen tijd tot
spreken.
- Ik moet je vriendelijk verzoeken niet zooveel met Elena samen te
zijn, niet zoo met haar te fluisteren en te flirten. Je
comprometteert haar en ik ben verantwoordelijk voor haar jegens
haar vader....
- Ik fluister nooit met haar!
- Je weet, dat je liegt - je weet, dat je altijd zoekt alleen met
haar te zijn. Je bent een slechte jongen als je haar hoofd op hol
maakt. Je kan haar niet trouwen en daarom moet je ook niet allerlei
hersenschimmen bij haar opwekken.
- Ik kan alles wat ik wil! wierp hij hoog tegen. Als ik wat wil,
dan kan ik het ook. Maar ik wek geen hersenschimmen bij haar...
- Dat doe je wel: ik weet, dat je het doet.
- Wat heeft ze dan gezegd?
- Niets, maar ik heb genoeg menschenkennis om te zien. Ik moet je
dus vriendelijk verzoeken haar te sparen...
- Ik spaar niets als ik er geen lust toe heb.
- ...Ze is mij... zoo lief als een dochter, en het zoû mij erg, erg
spijten... Langzamerhand, onder haar toon, onder hare woorden
opgezweept, was hij vuurrood geworden: een wreede drift vertrok
zijn kort profiel, zijne kleine, loerende oogen, zijn sensueelen
mond. De aderen zwollen op zijn voorhoofd. Hij vloekte.
- U heeft het recht niet zoo tegen mij te spreken! donderde hij
haar toe. Ik wek geen hersenschimmen. Maar ik doe wat ik wil.
Ik...
Hij had het op de lippen te zeggen: ik ben de koning...! Maar hij
vond het kinderachtig dat te zeggen en hij hield het wreede woord
in. Zij stonden tegenoverelkaar, als gereed voor een strijd. Maar om zijne
zelfbeheersching kon hij zijne verdere woorden niet vinden en met
een woedenden blik, met een vloek, verliet hij het vertrek en sloeg
de deur dicht, dat de kamer dreunde.
Zij zonk in dien dreun neêr op een divan en staarde voor zich uit:
eene hevige woeling ging door haar heen. Een oogenblik bleef ze
zoo. Toen stond zij op en belde Elena.
Het meisje kwam spoedig binnen. Vragend, met hare onderworpen
houding, bleef zij staan.
- Elena, sprak de koningin kort. Ik ben heel ontevreden over
je.
Het jonge meisje schrikte, vouwde de handen samen: zij hield van de
koningin als een zwakke natuur houdt van een machtige en zij
vreesde zeer haar misnoegen.
- Als het zoo doorgaat, vervolgde de koningin; zend ik je naar
Thracië.
De tranen welden in Elena's verraste oogen, hare stem bestierf in
haar keel.
- Als je iets om mijn genegenheid geeft, sprak Alexandra steeds;
vermijd dan, als ik je bidden mag, Zijne Majesteit.
- Zijne Majesteit...?
- Ik wil het niet langer dulden, dat hij je overal zoekt. Ik ben
verantwoordelijk jegens je vader. De koning comprometteert je. Hoor
je: ik duld geen tête-à-tête's meer in mijn boudoir.
Het meisje wrong de handen en zij snikte wanhopig op: zij zonk bij
de koningin neêr, verborg haar gelaat in hare handen. Alexandra
legde de hand op haar hoofd.
- Wat is er nu? Waarom huil je? Maar Elena kon niet spreken, etende
op hare hokkende snikken.
- Hoû je zooveel van den koning? Zij kon zich niet verbergen, hare
ziel als eene bloem, die openwoei door stormwind, en zij knikte van
ja.
- Je begrijpt, dat je niet van hem houden mag, niet waar? Wat zoû
dat geven. Je eigen ongeluk. En het ongeluk van Zijne
Majesteit.
Steeds snikte zij.
- Mijn eigen ongeluk...! Wat geeft het! Maar waarom het ongeluk van
Zijne Majesteit?
- Omdat je Zijne Majesteit gedachten laat denken, die hij niet
denken mag. Hij is een vorst, jij eenvoudig een meisje van goede
familie.
- Maar welke gedachten...?!
Het kwam niet tot haar: zij dacht daar nooit aan.
- Het huwelijk van den koning met de prinses van Illyrië is al zoo
goed als bepaald.
- Ja,... maar wat, Mevrouw...? Ik begrijp U niet!
De koningin stond op.
- Wees niet dom. De koning mag niet aan iemand anders denken als
hij zoo goed als verloofd is, in het belang van zijn troon en van
Thracië...
Dat was de politiek, die Elena aanzweemde en die zij nooit begreep
en waar ze altijd voor bang was, als voor het Oppermachtige. En zij
zeide alleen:
- Maar de koning denkt niet aanmij, Mevrouw!
- Niet, mijn kind? sprak Alexandra raadselachtig. Des te beter
dan...
Zij nam Elena's hoofd tusschen hare mooie, groote,
ring-glinsterende handen en zij kuste Elena 's voorhoofd.
- Wees niet treurig, sprak ze. Vergeef me, als ik wat hard tegen je
sprak. Ik hoû het welzijn van mijn zoon in het oog, niet waar.
Vergeef me, Elena...
- O, Mevrouw...
- Maar doe wat ik je vraag: vermijd Zijne Majesteit...
- Ja, Mevrouw, ja...
- Zooveel je kan.
- Ja, ja...
- En laat me nu alleen, mijn lieveling: ik heb je vooreerst niet
noodig. Ik heb hoofdpijn... Geef me dien flacon aan. Merci. Je bent
niet boos op me?
- Ik, Mevrouw, o neen....
- Geef me een zoen.
Elena kuste hare meesteres eerbiedig op de wang, nog steeds zacht
snikkende, en met eene dolle verrassing in hare smaragden
oogen.
- Ga nu, mijn kind.
Het meisje vluchtte als weg, geheel geschokt, verlegen, verrast,
beroerd tot in het diepste van hare eenvoudige ziel van
nederigheid. En zij zag voor zich het beeld van de prinses van
Illyrië.
Toen de koningin alleen was, strekte zij zich lang uit op den
divan, schikte de kanten van haar elegant morgentoilet en zij rook
aan haar flacon. Zij had waarlijk hoofdpijn. En zij was zeer moê...
naar boven
VII.
Elena was door de galerijen als weggevlucht, maar zichzelve kon zij
niet ontvluchten, niet hare eigen verrassing. Toen zij op het
achterterras prins Edzard en de hertogin van Luca ontmoette,
stuitte zij in eens hare vaart.
- Maar lieve freule, wat een emotie? vroeg de prins. En
tranen...?
- Elena, lieve meid, waarom huil je? echode de hertogin na.
- Niets mevrouw, heusch niets, Hoogheid, poogde zij te glimlachen;
excuzeer me: ik wilde in het park...
- Het park is geen reden voor tranen, freule....
Andere gasten kwamen de trappen op.
- Is het waar, Elena, dat je Hare Majesteit verlaat en misschien
naar Thracië teruggaat? vroeg de hertogin. Ik hoorde zoo iets van
morgen, van Hare Majesteit....?
- Het zoû kunnen zijn, Mevrouw... Maar ik bid U, excuzeer
mij....
En zij ging als een verwaaid vogeltje door, de trappen zich af
haastende langs een ris van bloeiende magnolia's.
Een troep van gasten had zich vereenigd om de hertogin en den
prins.
- Wat is er? Wat is er...?
Zij vroegen het aan alle kanten.
- Elena, die waarschijnlijk naar Thracië teruggaat.... Ze is geheel
ontdaan.
- Om den koning zeker, fluisterde een der dames; om den koning
wordt zij teruggezonden.
- Om den koning? vroeg prins Edzard.
- Om den koning....
Zij verloren zich over de terrassen, fluisterend....
Door het dichte park liep Elena voort. Onder het dicht geboomte,
dicht van zuidelijken wasdom, door den oranjetuin doolde zij depaden af, doolde zij rond. Lager, onder lintbladige
eucalyptussen helden zacht groene grasvlakten naar omlaag, als een
schilderij der primitieven naïef bespikkeld met honderde narcissen.
Het was onder de effen lentelucht het landschap als van eene
idylle, een dreef als uit een gedicht. Lager daalde steeds het
eiland naar de zee toe en tot aan een rooskleurigen einder lag de
zee wijd stil uitgespreid. Twee hel witte zeiltjes van booten, als
onbewegelijke puntvleugels van groote vogels, doopten in het water
en stonden recht op, heel, heel ver....
Elena, moê, ontdaan, liet zich vallen op het gras, knakkende de
narcissen onder zich. Met haar vertrokken gezichtje, trillende over
hare leden, zag zij uit naar de verre bootjes. Zwaar trillerden de
bloemen haar walm van geur in het rond, als zongen zij met een koor
van alten een eentonig, gedragen lied, wekkende obsessie en
drukkende neêr op den
adem. Maar de lucht was ijl, de zee was ver
en lag als een immense, vloeiende opaal, met éen groote lichtstreep
midden door... En de gedachten van het arme kind vlogen uit als
over die wijdte. Zij had nog nooit in haar rustig klein leven zoo
eene ontsteltenis, zoo eene beroering gevoeld in hare ziel. Zij had
nooit vermoed, dat groote dingen haar bestaan beroeren zouden. Zij
had gedacht altijd zoo te blijven aan het hof van hare verbannen
koningin; misschien later te trouwen, als dat moest en de koningin
het wilde en zoo te blijven eene kleine in het groote leven. De
koning.... ja, zij had den koning lief gekregen, eenvoudig lief
gekregen met eene verborgen liefde harer zuidelijke zinnen, die
half sluimerden onder hare onzekere, hulpelooze bevalligheid, die
geene schoonheid was. Zij had hem lief gekregen om zijne ruwheid,
zijne bruske manier van spreken tegenover haar, om de mengeling van
jongensachtigheid en viriliteit, die haar natuurlijkweg
beheerschte. Als hij nooit ruw tegenover haar geweest was, zoû zij
hem misschien nooit hebben lief gekregen. Zij was eene zwakke
natuur, die boog onder sterkere en die sterkere lief kreeg. Dat was
alles heel eenvoudig en primitief in haar, in haar eenvoudig, open
zieltje. En dit weinige zelfs zag zij nog niet in: zij dacht niet
over hare gevoelens, zij gevoelde alleen hare eenvoudige liefde met
hare eenvoudige, zuidelijke zinnen. Zij had den koning geen zoen
kunnen weigeren, als hij er om vroeg, al wist zij ook duizendmaal,
dat een meisje zoo iets toch niet doen mocht. Zij dacht niet diep,
zij analyzeerde niet; zij wist alleen, dat zij den koning in stilte
liefhad. En zij had nooit iets gehoopt. Een zoen, gestolen in een
oogenblik van scherts, van brutale scherts van den koning,was reeds haar grootste trots geweest. Meer had zij nooit
verwacht en zij wist, dat de koning zoû trouwen met de prinses van
Illyrië, om de politiek en omdat keizer Othomar van Liparië dat
wilde, - en dat alles had zij heel natuurlijk gevonden: zoo ging
het immers altijd.
Maar nu, de ontevredenheid van koningin Alexandra, hare halve
woorden, haar verzoek den koning te vermijden, in het vervolg!
Zij was wel dom, Elena, een dom meisje, een eenvoudig hofdametje,
dat in het geheel niet begreep, waarom Wladimir absoluut trouwen
moest met de prinses van Illyrië, maar zij was ook een zuidelijk
kind en liefde begreep zij, en als de koning haar lief zoû hebben,
dan begreep zij dàt! Dat begreep zij, als de koningin het
verzekerde, al was het dan ook met halve woorden... Halve woorden:
neen, zoo half waren ze niet geweest;
ze waren wel duidelijk
genoeg. Dus: de koning had haar, Elena, lief...? Zij had dat nooit
kunnen hopen, zij had dat nooit verwacht, maar als het zoo was,
dan... dan was het een groot geluk! En zij glimlachte door hare
tranen heen. Ja, dan was het een groot geluk...! De koning haar
liefhebben...! Gelooven kon zij het nog niet. Maar de koningin
verzekerde het, en de koningin wist alles, alles... De koning haar
lief...?
Maar àls de koning haar liefhad... gesteld, gesteld, dat het zoo
was... dan... hij was de koning, hij was machtig, hij kon alles...
Als de koning haar liefhad, behoefde zij, Elena, hem niet op te
geven, ten gunste van de prinses van Illyrië. Als de koning haar
liefhad... waarom dan niet zij, Elena, en waarom dan de prinses? Om
keizer Othomar, om de politiek? Neen, dàt kon zij niet, dat zoû zij
niet, haar koning, die haar liefhad, opgeven om de politiek, om
iets dat zoo vaag en onduidelijk was. Wladimir was toch ook vorst
en was toch machtig, al was keizer Othomar machtiger. Maar een
vorst laat zich toch niet door een anderen vorst ringelooren! En
Wladimir zeer zeker niet. Zij lachte; hij zich laten
ringelooren...! Hem dus opgeven, als hij haar liefhad? Neen, neen,
nooit...!
Sterk walmden de narcissen om haar heen en de plotseling hoogere
geur, aangewaaid door een plotseling vlaagje wind, riep haar tot
zichzelve terug en zij schrikte voor zichzelve, voor hare eigen
gedachten. O, wat dacht zij, wat dacht zij...! Als de koningin eens
wist, wat zij dacht... Zij beefde van zenuwachtigheid over haar
eigen overmoed. Neen, die gedachten waren te hoog, te onbereikbaar
voor haar. Zij duizelde van ze. De geur der narcissen maakte haar
ziek, wond hare hersenen op. Zij zoû naar huis gaan:de koningin zoû haar over een uur noodig hebben, met den
afternoon-tea. En zij moest zich nog kleeden...
Zij stond op en wreef zich de haren uit het gezicht; hare oogen
waren rood en klein van het weenen. Zij haalde diep hare longen op
in de ijle, zacht aanwaaiende lucht, als een adem van paradijs. Wat
zag zij er slordig uit; hare wangen voelden gloeiend aan, heur haar
in de war, haar wit japonnetje gevlekt met het sap der narcissen.
Gauw, zij moest naar huis; zij was ook als een dolle weggevlogen,
omdat de koningin haar zoo van streek had gemaakt. En wat hadden
prins Edzard en de hertogin wel van haar moeten denken... Als zij
nu zoo, als zij was, zoo slordig, maar
niemand tegen kwam....
Zij begon de zacht glooiende grashelling op te klauteren. Het
maakte haar buiten adem. Toch repte zij zich.
- Elena!
Zij meende eene stem te hooren, maar het was misschien een herder,
die ginds tegen zijn hond sprak en zij keek niet om.
- Elena, Elena...!
Haar naam? Zij zag om... Beneden liep de koning den weg op, die van
zee kwam. Zij verschrikte heftig; haar hart klopte naar hare keel
toe. En, alsof zij niemand gezien had en niets hoorde, liep zij
door, klauterde zij voort, vlugger zich reppende....
- Elena, hoor je me niet....
Hij haalde haar in, heel vlug; als een gevaar haalde hij haar in en
hare knieën knikten; ze kon niet meer voort... Ze bleef staan en
hij riep haar toe: Waarom doe je of je me niet hoort?
- Sire, waarlijk....
- Wat zeg je?
Hij was haar nu genaderd en zijn brutalen woordenvloed kletste hij
haar in het gezicht, half ernst, half scherts. Maar zij, ze was
zeer ernstig geworden en nu vroeg ze hem dringend:
- Ik bid U, Sire, laat mij alleen: Hare Majesteit wil niet....
- Wat wil Hare Majesteit niet?
- Hare Majesteit wil niet, dat ik veel met U ben en dat ik U bij
den naam noem... en zoo meer.
- Zoo, wil Hare Majesteit dat niet. Heeft ze je dat gezegd?
- Ja, en... en dat het beter was, dat ik... dat ik... dat ik niet
met U sprak, Sire.
- En waarom mag ik niet met je spreken?
Zij kreeg een kleur als vuur, inwendig genietende om zijn vraag.
Maar zij wist niet te antwoorden; zij dorst niet zeggen, dat het
was om keizer Othomar en de prinses van Illyrië; om de politiek.
Maar zij vond zichzelve wel heel gewichtig, dat het om zoo een
ingrijpende reden was en zij had een lichten zweem van
voornaamheid, een plechtigen ernst in haargezichtje; zij poogde netjes hare woorden te vinden en niet te
hakkelen.
- Om... om verschillende redenen, Sire. En het moet genoeg zijn,
als Hare Majesteit het wil. Ik ben afhankelijk van Hare Majesteit
en U, Sire, als zoon... moet het gevoelen van Hare Majesteit
eerbiedigen.
- Zoo, vindt je dat? Zeg eens, Elena, je bent allemachtig deftig
geworden. Waar haal je zoo een troonrede van daan?! Maar ik stoor
me er niet aan, aan die plechtstatigheid, lieve kind. Ik doe je
geen kwaad met eens gekheid met je te maken.
- Mij niet, Sire, maar Uzelven.
- Kom, hoepel op met je wijsheid. Wat doe ik mij kwaad met...? Je
bent niet wijs. Zeg eens, vindt je ook al, dat ik je hoofd op hol
maak?
Zij klauterden voort, naast elkander.
- Maar, Sire, natuurlijk niet.
- Nou, wat dan? Denk je, dat ik me stoor aan dat getob van mama. Ze
wordt oud, hoor!
Elena verschrikte.
- Majesteit...!
- Nou wat? Mag ik dat ook al niet zeggen? Ga je me ook al vertellen
wat
ik doen mag en niet? Als het hier zoo vervelend wordt op jullie
eiland, dan ga ik er van door, hoor... Ik heb het land hier aan den
heelen boel.
Ja, zij zag het, hij had het land, het land aan den heelen boel. De
toon van zijne moeder had hem gebracht in eene langdurige
ontstemming, en al had hij zoo even juist een eind in zee
gezwommen, het had niet geholpen: hij had nog altijd het land en
nog meer nu om den preektoon van Elena. Zoo een kind...! Hij zoû
haar breken als hij haar wat hard omhelsde en ze had een wijsheid!
Dat zoû hij haar eens afleeren; hij zoû haar desnoods eens over de
knie leggen en haar een pak geven....
En hij stak den arm door den hare; samen zoo liepen zij op, Elena
buiten adem van vermoeidheid en emotie.
- Begrijp je het? Hij schudde haar arm. Ik ga er van door als
jullie vervelend zijn en dan laat ik je heele bal in den steek.
- O, Sire, neen, hoe jammer zoû dat zijn!
- Wees dan lief en geef me dan een zoen.
- Neen Sire, neen... en heusch, ik moet voort; het is al laat en
Hare Majesteit...
- Geef me een zoen, zeg ik je.
Hij hield haar vast, hij hield haar staande.
- Sire, Sire!
- Gauw.
Zij gaf hem een zoen. Hij grinnikte en zij klommen weêr voort.
- Je houdt toch wel een beetje van me, Elena?
- Zeker, Sire.
- Heel veel?
- Ja, natuurlijk, Sire!
- Willen we samen op den loop gaan, Elena?
- Ach,hoe kan U zoo dwaas zijn!
- Ik meen het.
- Ach, wel neen.
- Ja, zeg ik je.
- Ach, natuurlijk niet wil ik met U op den loop gaan.
En coquet na die verzekering, vol gewicht in haarzelve, vroeg
ze:
- En wat dan met de prinses van Illyrië, als we het deden?
- Die laat ik waaien.
- Om mij?
- Om jou.
- Nu zoû U toch heusch mijn hoofd wat op hol gaan maken, als ik
niet zoo verstandig was.
- Nu, laat me het dan maar doen!
- Toe, Sire, laat ons nu voortmaken....
Zij waren in den oranjetuin; de witte terrassen van de villa staken
al boven het gebladerte uit.
- Begrijp je me, Elena, ik laat den boel in den steek en we trouwen
samen.
- Ach, Sire, wel neen; U maakt altijd gekheid.
- Het is voor den duivel geen gekheid, hoor. Of... in den steek
niet... neen, neen, dat niet. Maar ik trouw je toch. Ik doe wat ik
wil.
Zij antwoordde niet meer. Zij was geheel rood. Een ongekende
heftige emotie, een trots sloeg haar het hart naar de keel op,
bewolkte hare hersenen. En tegelijkertijd dacht zij eraan, dat zij
zoo laat was - de eerste bel luidde op de villa - en dat de
koningin haar wachtte.
- Ik bid U, Sire, ga nu een anderen kant op...! Anders ziet men ons
samen, en....
Stemmen in den tuin klonken; hoog boven ze uit de blague van prins
Edzard. Wladimir ging door een zijlaan, Elena door een andere...
Zij haastte zich naar de villa, ongemerkt bereikte zij ze, sloop
over een terras tusschen de jaloezie-deuren in hare eigen kamer,
vlak bij het appartement van de koningin... Gelukkig: het was nog
niet zoo heel laat: ze had nog tien minuten om zich te verkleeden.
En haastig, zenuwachtig begon ze. Zoo stond ze met loshangende
haren, ze borstelend met een nerveuzen streek van den borstel.
In eens ging de deur open. De koningin stond op den drempel; hare
prachtige oogen bliksemden.
- Waarom ben je zoo laat?
- Mevrouw...
- Je bent met den koning samen geweest.
- Mevrouw, ik ontmoette den koning toevallig en Zijne Majesteit
drong mij.... Ik heb Haar juist gezegd, dat Uwe Majesteit...
- Je doet niet wat ik je zeg. Na het bal ga je den volgenden dag
naar Thracië terug.
De koningin sloot de deur. Ze was verdwenen vóor Elena zich
verdedigen kon. Het meisje bleef een oogenblik beteuterd staan. Een
oogenblik dacht zij eraan in snikken uit te barsten. Maar zij deed
het niet, vol stille woeling van gedachten en tevens angst om maar
niet met haar toilet
klaar te zijn.Plotseling borstelde zij hare haren verder.
- Nu, goed dan: naar Thracië... dacht zij, in eene impulsie.
De koning zoû immers ook niet te Paxos blijven. naar boven
VIII.
De gasten van het bal waren van alle kanten aangekomen: vele
logeerden in de koninklijke villa en hare dépendances, maar de
meeste bleven op hunne vaartuigen in de haven, op hunne yachten en
op den, voor dit bal expres gehuurden, steamer van een Liparischen
mail. Iederen morgen brachten de rijtuigen van de koningin deze
talrijke gasten naar de villa, waar zij den geheelen dag
doorbrachten en zij vervulden het pastorale eiland met een vreemd
brouhaha van wereldschheid, met een geflikker van elegante
equipages, die de steile wegen moeilijk opreden; met een gefladder
van excentrieke toiletten, die de eilanders der twee, drie dorpjes
groote oogen en monden deden opzetten en ze deden wijzen naar de
dames, als ze zaten in landauers of zich te paard en te voet
waagden naar het binnenland op de wegen tusschen de
olijvenvalleien, bespikkeld met anemonen en narcissen. Een dolle
atmosfeer van feestviering dreef door de villa; in éen dag
geïmprovizeerd hadden de tableaux-vivants plaats; schitterende
efemere tafereel en gearrangeerd door beroemde schilders, door
beroemde componisten gepreludeerd en begeleid. De verlichte
gondeltocht was als een droom in den nacht op de haven; de
starbezaaide zuidnacht, de immense vlakte der amethystkleurige zee,
waarop de versierde gondels dreven, veelkleurig verlicht, vol kleur
van kostumen, vol flirt en vol zang. En de echo dier feesten, door
geïnviteerde journalisten opgevangen, vond men terug in de pers van
den dag, vooral in de wereldsche pers, in al de berichtjes van
wereldsche kroniekschrijvers. Maar het bloemenbal zoû de kroon
spannen als iets nog nergens gebeurds, iets onmogelijk schitterends
en Europa vergat bijna ernstige vragen van den dag, uitkijkende
naar het bal van de koningin Alexandra.
De koningin Alexandra had alles gedaan om haar bal te doen slagen
en dacht steeds door aan andere dingen. Zij had in Wladimir na
hunne korte en hevige scène een stille vijandschap gewekt, die
iederen dag sterker werd en zich telkens uitte in een oneerbiedig
woord, in een snauw, in een slaan met de deur. De gasten zagen het:
de jonge koning had het land. En het praatje ging, dat de jonge
koning verliefd was op Elena en absoluut Elena wilde trouwen. Nu,
men dacht wel niet, dat het zoo een vaart zoû loopen, maar toch,
eer de koning weêr wijs zoû geworden zijn, kon er veel gebeuren. De
koning, die van feestvieren hield, was heel beminnelijk tegen alle
gasten. Alleen verwaarloosde hij de gravin Costi, tot groote pret
der gasten, die dit opmerkten. En zij amuzeerden zich met
schermutselingenvan blikken te zien tusschen de gravin Costi - eene
Italiaansche, die zich onmogelijk had gemaakt bij het Quirinaal -
en Elena. De beide dames spraken nooit met elkaar, maar wierpen
elkaar hooge en woedende blikken toe, met sneerende lachjes,
elkanders toiletten in een oogwenk opnemende en critizeerende. En
prins Edzard en de hertogin van Luca waren opgetogen over Elena.
Zij was geen schuchter meisje meer, al was zij ook in ongenade bij
de koningin, al zoû zij ook dadelijk na het bloemenbal naar Thracië
terugkeeren. Zij had iets zegevierends in haar gang gekregen, zij
droeg het hoofd met een gemakkelijke lijn van triomf, haar glimlach
was zelfbewust en, zonder zich aan te stellen, kon zij, zoo de
koning haar aansprak, met éen blik aan al die feestvierders, die op
henbeiden letten, doen weten: de koning neemt notitie van mij, de
koning heeft mij lief en de koning.... doet wat hij wil. Wat hij
wil, hoor! Zonder zich te storen aan keizer Othomar en zonder zich
te storen aan de prinses van Illyrië. Zij was geheel veranderd. Zij
schertste met gemak, zonder te flirten, en alleen tegen den koning
dadelijk veranderde zij hare schertsstem tot een accent van
teederheid, die zij beiden samen, onder elkaar, zouden begrijpen.
Aan hare hand schitterde een prachtige steen, een ring van den
koning, en toen de hertogin van Luca eens, naïef doende, vroeg van
wien ze dien ring had, sprak ze met haar accent van triomf, maar
quasi in geheim:
- Dien ring? O, dien ring heb ik van Zijne Majesteit gekregen....
Maar zeg er niets van, lieve hertogin: de koningin weet het
niet....
Tegenover koningin Alexandra bleef Elena eerbiedig, maar op een
afstand. Zij vroeg niet om vergeving, zij vroeg der koningin niet
terug te komen op haar besluit en haar bij zich te houden, te
Paxos. En de koningin, die wist, dat Elena's vader - een arme
generaal, minister van
oorlog op dit oogenblik - geen cent bezat en
blij was zijne dochter als hofdame bezorgd te weten te Paxos,
meende, dat er reeds eene vaste belofte gewisseld was tusschen den
koning en Elena; meende, dat als Briani, éens bij den koning als
particulier secretaris, nadrukkelijk den koning dit dwaze huwelijk
afried, - de koning het huwelijk sluiten zoû. Hij was immers nog
een onbesuisde jongen, een onverstandig kind en hij zoû zoo weinig
bang zijn voor Liparië. Hij voelde zich te veel vorst, te veel
despoot geboren in zijn parvenu-koningsbloed, om bang te zijn voor
Liparië. En hij zoû de prinses van Illyrië laten zitten, en....
Hare gedachten ontwikkelden zich en ontwikkelden zich. Zij had haar
kind lief ophare wijze, na zichzelve. Hij kon heerschen na haren dood. Maar
hij was eigenlijk te jong voor een klein lastig rijkje als Thracië.
Zij zoû Liparië's gunst herwonnen hebben, als haar zoon de gunst
van het keizerrijk verloor. En Liparië was alles....
Zoo, den dag vóor het bal, - terwijl alle hare gasten in agitatie
waren om hunne kostumen - schreef zij een brief aan keizer Othomar.
Zij kòn brieven schrijven als zij wilde. En zij schreef, dat zij
zich verheugde in het bezoek van haar zoon, maar dat zij zich
verontrustte over zijne groote jeugd en onbezonnenheid, en dat zij
zoo ingaarne ten spoedigste zijn huwelijk bepaald zag met de
prinses van Illyrië: eene verstandige, jeugdige vorstin, die hem
ten goede zoû leiden.... Zij las haar brief over, er was geen woord
te veel in, maar er was veel tusschen de woorden door te lezen. Er
was tusschen door te lezen, dat Wladimir zeer gekant was tegen het
huwelijk met de prinses.
En zij vermoedde, dat, als de koning, reeds woedend als een jonge
stier, in deze dagen van ostentatie met Elena, een boozen brief uit
het Imperiaal van Lipara kreeg, hij zeer zeker, uit geest van dolle
contradictie, alles rood zoû zien en de dwaasheid doen zoû.
Zij durfde veel, om hare menschenkennis. Zij speelde een hooge
kaart uit, maar dit was haar een prikkelend genot: zij hield niet
van klein spel.
En den morgen van het bal, zeer vroeg, vertrok een koerier met een
brief van de koningin Alexandra aan den keizer van Liparië. naar
boven
IX.
In de groote porfieren zaal, die als een lange hall de voor- en
achterterrassen der villa vereenigde was het dien avond bijna
geheel donker, toen, als signaal, een bel begon te luiden, lang
door. Door de verschillende deuren kwamen stil groepen binnen,
schemerend in het duister: ze werden naar hunne plaatsen geleid met
een zacht gefluister, een fluisterende vroolijkheid. Wat er te doen
was, was bijna niet te zien. In den donker was het eene vreemde
voorbereiding, eene zonderlinge opening van een bal... Eene groote
nieuwsgierigheid waarde echter door die stille groepen om, want men
wist niet het programma van de koningin. Men liet zich door
ceremonie-meesters op zijn plaats stellen; men hield zich aan het
verzoek om niet te praten en men wachtte af... Toen de groepen
gesteld waren, weêrklonk eene droomerige prelude, als eene verre
nocturne... Het was de Nacht, die ten einde spoedde... want geesten
van den Nacht, als nachtvogels, zweefden door de zaal in de, maar
even zichtbare, duisternis, en zij dansten er een vaag ballet, als
een grauwen dans van vleêrmuisgevlerkte schimmen.... Dat was
geheimzinnig onverwachtin de duistere balzaal, onder de droomerige muziek. Maar de
muziek werd reëeler en zwol op met volle majeurtonen en een lichte
koperen fanfare scheen aan te klinken van heel ver. Aan alle
zijden, zacht aan, begon het lichtte stralen uit slingers van
electrische bloemen, maar het was zacht roze als een dageraad... En
het wàs de Dageraad...
In het roze licht zagen de groepen elkaar. En de aanblik voor de
gasten, voor elkander, was al verrassend. Als een toovertuin
klaarde de balzaal op en de groepen vormden een parterre van dichte
perken van nog niet te onderscheiden bloemen. Zij vormden, elk
perk, een tableau-vivant: oogenlust voor een ander perk, en iedere
gast was voor den ander eene verrassing. Een licht hoera begon op
te zwellen en kreten wilden weêrklinken:
- Leve... leve de koningin!
Maar de fanfares, in eens, schetterden met een macht van koper uit
een naderend orkest op, en de roze en gele draperieën, die als een
mist van wolken hingen aan het begin van de zaal, aan de deuren van
het voorterras, werden in de lucht opgetrokken. De villa,
eensklaps, was hel geel verlicbt aan alle zijden als met gele
electrische zonnen, die overal stroomen glans uitwierpen. Als
éen
groote topaas schitterde het paleis. En de fanfares schetterden
oorverdoovend aan....
En de Zon ging op over den toovertuin van de koningin Alexandra. In
een gouden kar, mennende een sneeuwwit met goud getuigd vierspan
van schimmels, reed Wladimir, zegevierend staande, als een
wervelwind aan. Dol reed hij aan over het voorterras en alleen bij
het binnenrijden van de zaal hield hij zijn paarden in, ze
eensklaps dwingende tot den stap. Hij stond er, met een gezicht,
vuurrood van vroolijkheid en pleizier. Hij had groote pret in zijn
rol. Een goudbrokaten wapenrok, met een zon van schitterende
steenen op de borst, droeg hij over een vergulden maliënkolder, die
zijne beenen en armen nauwomsloot. Een kolossale aureool van
zonnestralen schoot uit om zijn kort kroeshaar, om zijn rood
vroolijk gezicht met de kleine, loerende, lachende oogen. Een
vlammende mantel van goud sleepte van zijne schouders. Een gouden
boog en pijlenkoker hingen om hem heen. Om zijn wagen dansten de
Horen, rozen strooiend. De muziek jubelde een zonnemarsch, een koor
weêrklonk....
- Straks wordt hij dol en overrijdt hij ons allemaal! riep prins
Edzard.
Eene groote vroolijkheid heerschte door de zaal, maar de groepen
stonden nog half en half en-tableau-vivant. Wladimir reed tusschen
ze door, tot grooten angst der dames, die zich soms angstig en
schertslachend op elkaar drongen als hij naderde. Hij reed tot aan
een troon: daar troonde de koningin, prachtig als goudgele
chrysanthemum, met roze en witte en gele chrysanthemen omhaar heen. De roos was dezen avond onttroond door de
chrysanthemum: de chrysanthemurn was koningin der bloemen. De
koning steeg af uit zijn zonnekar, knielde voor de koningin en
kuste haar de hand.
Een luid hoera weêrklonk ter eere van moeder en zoon. Zij vormden
een schitterende groep; de zoon, in zijn gouden mantel en
stralenkrans, geknield, en de
moeder, prachtig jong nog in haar goudgeel, met chrysanthemen
gebrocheerd satijnen sleeptoilet, den Medicis-kraag van
chrysanthemum-bloembladeren om de volle schouders, een kroon van
krullende bloembladeren op het hoofd, een bloembladerenwaaier in de
hand. Een gevolg van roze en witte en gele chrysanthemen,
mannelijke en vrouwelijke, stuwde zich om haar rond.
De koningin en Wladimir hielden nu een cour en openden daarna het
eigenlijke bal: de tableaux-vivants verbraken zich en de bloemen
mengden zich dooreen als een immense, levende, steeds wisselende
boeket. Soms vereenigden zij zich weer tot groepen en alleen een
wals van rozen werd gedanst, een menuet van chrysanthemen, een
pavane van lelies. Sommige kostumen der heeren brachten een
humoristische tint aan, zooals de pioen-rozen als eigendunkelijke
pedellen; de guitige papavers als negers met klaprozenhoeden en
slaande een trom van een uit gebloeiden papaver; de sinistere
blauwe monnikskappen; allen genomen naar Walter Crane. Een
schitterende vroolijkheid, eene dolle uitgelatenheid zwol op. Met
de etiquette werd de hand gelicht. De koning had zijn stralenkrans
en gouden mantel afgelegd, amuzeerde zich woest en danste met de
gravin Costi, als zonnebloem; met Elena, als roze chrysanthemum;
eens zelfs met prins Edzard, die zich zeer geflatteerd had in een
tulpenkostuum van Griekschen snit, en een Frygische tulpenmuts
op.
De koningin ook was uitgelaten, verrukt over haar feest, dat,
zooals een ieder haar verzekerde - vooral de geïnviteerde
journalisten - van een nog nergens geziene pracht en originaliteit
was. Zij was, behalve koningin, te veel vrouw om niet gestreeld te
zijn over dit compliment. En, lachende als een jong meisje, naderde
zij Briani, die als iris met een stoet irissen binnengereden was op
paarden, de koppen als irissen gemaskeerd. Het défilé - eene
surprise midden in het bal - werd zeer toegejuicht; het was van
teekening, van kleur wonderfijn en bloembevallig. Zoodra de irissen
afgestegen waren, nam Alexandra Briani's arm.
- Een schitterend feest, sprak hij met een toon van compliment,
want nooit nam hij eenige familiariteit tegenover haar aan en zij
waardeerde dit.
- Schitterend... echode zij na, met glinsterende oogen en een jeugd
in
geheel haar wezen. Toch door haar genieten en haar gestreelde
ijdelheid heen, zag hij schemeren eene geheime gedachte.
- Ik sprak Uwe Majesteit den geheelen dag niet, verloren als Zij
was in al deze bloemenpreparatieven.
- Ik had heusch geen tijd...
- Ik begrijp dat... UweMajesteit vertelde mij nog niet wie mij in Haren dienst zal
vervangen.
Zij lachte vroolijk.
- Een indiscrete vraag!
- Belangstelling... antwoordde hij vaag.
- Totnogtoe niemand... Ik neem eens rust. Ik ben op het oogenblik
zonder secretaris en morgen zonder hofdame.
- U laat Uw zoon U alles nemen...
- Daar ben ik gewend aan.
- Uw secretaris... en Uw...?
- Mijn hofdame?
- Ja...
- Het is te hopen van niet, antwoordde zij zonder overtuiging.
Zij drukte zijn arm.
- Doe alles wat je kan, Briani.
- Alles, Majesteit.
- Sprak je al, met den koning?
- Van middag even, toen Zijne Majesteit mij ontbood. Hij zeide mij
het zeer in U te waardeeren, dat U mij aan Haar afstond.
- Hij is zeer waardeerend... murmelde zij bitter. En verder...?
- Verder?... Hoe meent U?
- Riedt je hem - zij fluisterde, - riedt je hem dat dwaze
huwelijk... àf?
Zij keken elkaar aan.
- Neen... Hoe kon ik in dit allereerste onderhoud, Mevrouw...
Hare mooie oogen bliksemden. En zij begreep, dat zij hem al
verloren had, dat hij, éens bij den koning, zijn best zoû doen de
gunst van den koning niet te verliezen door dwaze raadgevingen en
aanhitsingen. Zij zag, dat zij in Briani een hooge kaart had
uitgespeeld, die getroefd werd... Toch was zij overtuigd, dat
Briani haar begreep en de weerzijde van hare woorden vatte; dat
Briani het karakter van den koning kende en wist, dat hem iets
afraden, beteekende: hem tot iets brengen... Maar om haar heen zag
zij haar bal schitteren. En zij temde hare woede, zij bedwong hare
bitterheid en zij bleef glanzen: een glanzende, goudgele
chrysanthemum. Voor de oogen van haar bal boog de chrysanthemum
zich tot de iris en waren er niets dan bloemen... Een oogenblik
bleven zij zwijgen en toen vroeg hij weêr:
- Maar waarom laat U Elena naar Thracië gaan... als de koning daar
over een paar dagen zal terugkeeren? Is dat niet onvoorzichtig?
Zijn vraag sloeg zeer juist op de uiterlijkbeid van hunne laatste
woorden, maar zij verbleekte aan zijn arm, van nu niet meer neêr te
drukken woede. Want zij voelde, dat hij haar tergde, dat hij wreed
was, louter uit pleizier om wreed te zijn. Hij wist immers, dat zij
de onvoorzichtigheid forceerde, dat zij de onvoorzichtigheid met
heel haar hart wilde - in Thracië, juist in Tbracië, niet hier, om
zichzelve voor Liparië van alle blaam te kunnen schoonwasschen. Als
haar zoon in Thracië een dwaasheid deed met hare hofdame, was zij
er niet aansprakelijk voor, en dan zoû keizer Othomar haar weêr
recht laten wedervaren... Hij wist immers, dat dit door hare ziel
ging en hij deed een quasi naïevevraag,
uit louter wreedheid. Hij tergde haar... Waarom, waarom?
O, die ondankbaarheid, die liefdeloosheid der menschen!
Diep zag zij hem in zijn pupillen. Zij begreep, dat zij hem door
haar eigen schuld, door eene foutieve berekening geheel verloren
had, dadelijk. En zij antwoordde heel hoog:
- Graaf Briani; weet, dat ik met mijn hofdames handel, zooals mij
dat goeddunkt. En laat mij u danken voor uw raadgevingen, die ik
echter voortaan niet meer kan aannemen. U behoort aan mijn zoon,
niet waar, en Zijne Majesteit zal zeker genoeg van uw dienst vergen
dan dat u ze mij nog uit louter belangeloosbeid kunt aanbieden. Ik
verzoek u mij te brengen naar mijn troon - ik meen: mijn
bloementroon, mijn troon van heden avond... Begrijpt u mij -
accentueerde zij - verdere raadgeving, verdere diensten, verder
geleide dan dit laatste zijn overbodig.
Hij boog en bracht haar naar haar zetel. Zij bogen beiden en zij
glimlachte en zij zette zich neêr en eerbiedig, met drie buigingen,
trok hij zich terug. Maar zij zag zijn ironischen trek. En zij
haatte hem. Haar bloed kookte. Zij had hem kunnen laten afranselen
door haar palfreniers. Hem volgende met een vasten, minachtenden
blik zag zij hem zich verliezen in het bloemen-menschengedrang. En
zij mompelde tusschen hare verbleekte lippen:
- Hij is geen man.... Alleen vrouwen doen zulke lafheden...
Vol bitterheid bleef zij zitten, dadelijk zeer omringd, eerstens
door haar eigen gevolg van chrysanthemen, die zich, zoodra zij zat,
groepeerden om haar heen, dan genaderd door tal van andere bloemen.
Zij sprak allerliefst, geestig, vroolijk, schitterend. Toen zag zij
met een ronden blik naar haar gevolg. Het waren meestal zeer jonge
Thracische meisjes en enkele anderen, die uit hoffelijkheid dezen
avond om hare koninklijke gastvrouw een gevolg vormden. Alexandra
miste Elena... Alle die vreemde meisjes hadden zich, toen zij
zitten ging, dadelijk om haar geschaard en Elena, haar eigen
hofdame, niet. Elena walste met den koning. Toen voelde Alexandra
zeer, dat zij geen macht meer had. Dat zij alleen nog maar den
titel had van koningin.
Niemand merkte iets van de namelooze bitterheid, die hare
eerzuchtige
ziel verdronk. Zij bleef de schitterende vorstin der
chrysanthemen, en toen de koning der tulpen, prins Edzard, voor
haar knielde en haar ten dans vroeg, nam ze met een lachende gratie
aan...
Elena, dien avond, voelde zich zoo ongewoon, zoo zwijmelend in
geheel haar wezen, als was zij opgevoerd tot eene duizelingwekkende
hoogte, als ademde zij een bedwelmende, fijnere lucht. Nooit nog
had men haar zoo tintelend gezien; haar kostuum flatteerde haar
zeer en zij was bijna mooi; haar vernuft scherpte zich in haar
opgezweepte stemming en zij liet geen repartie onbeantwoord.Zij had eene lange woordenschermutseling met de gravin Costi,
wie ze begonnen was te beschertsen, dat zonnebloemen zich soms
tevergeefs wenden tot de Zon en hare woorden waren zoo scherp, zoo
zegevierend hatelijk duidelijk, dat de gravin ziedde van drift en
haar gaarne een klap om de ooren had gegeven... En Elena's
ingetogenheid slaakte alle banden, aangehitst door den koning, die
zich op eene in het oog loopende wijze met haar bezig hield; luid
lachte zij, dol danste zij en zij dronk hare champagne en zij
voelde zich een weinig vreemd in haar hoofd. Toen de koning haar
voerde naar een der terrassen, even alleen, in de avondlucht,
bracht zij de hand aan haar hoofdje en zij lachte.
- Ik wind me heusch te veel op, Wladimir. Hier is het
heerlijk...
- Ja, heerlijk... Het is zoo benauwd daar in die geparfumeerde
lucht. Maar Elena, waarom zeg je, dat je je te veel opwindt! Je
bent allerliefst zooals je bent.
- Ben ik? Jij maakt me zoo...
- Elena...
Hij pakte haar in zijn armen.
- O, neen, neen, pas op...
- Kom meê, een beetje wandelen...
- Ze zouden ons missen, neen, neen.
- Elena, ga je heusch naar Thracië, morgen?
- Ja, morgen.
- Ik kom over drie dagen ook in de hoofdstad terug.
- Over drie dagen; hoe lang!
- Neen, neen, dat vliegt om. En dan, Elena, niet waar, dan wordt je
mijn vrouw. Je weet, koningin kan je niet worden, om de wetten,
maar mijn vrouw...
- Ja, ja...
- Hoû je van mij, Elena...
- O...!
In den donker wierp zij zich aan zijn hals en omhelsde hem
woest.
- Ja, ja, ik hoû van je; ik aanbid je...
- Zeg, Elena, van avond, willen we dan weggaan? Met mijn yacht...
Ons huwelijk zal toch wel geklets geven, dus of ik je schaak...
- Neen, neen, dat niet.
- Niet? Jawel, zeg ik je. Begrijp je; ik zeg van ja. Ik kan niet
langer wachten. Als ik in Thracië terug ben, zeuren misschien de
ministers als ze wat gehoord hebben of er gebeurt iets, dat we niet
voorzien hebben. En dan komt er niets van. Begrijp je dus: we
moeten van avond weg...
- Ik zal niet durven, Wladimir.
- Het moet. Het kan niet anders, Elena. Het moet. Ik zal je na het
bal wachten in den koepel, in den oranjetuin. Je weet wel, de
groote koepel. Het moet, begrijp je.
- O, Wladimir, ik zal zoo bang zijn... Maar als het moet...
- Ja, het moet.
- Dan zal ik komen... O, wat doen we, wat doen we!
- Ben je bang?
- Ja.
- Er is geen reden voor. Ik bende koning; ik kan alles.
- En de keizer van Liparië?
- Denk je, dat die iets over me te zeggen heeft? Ik draai hem om
mijn vinger als ik wil.
- Is dat zoo?
- Natuurlijk.
- Neen, neen, dat is niet zoo.
- Jawel, zeg ik je.
- Laat ons nu naar binnen gaan. Ik beef van angst, Wladimir.
Iedereen kan hier komen; spreek ook niet zoo hard.
- Dus van avond, na het bal, in den koepel.
- Wanneer zal dat zijn?
- Om vijf uur misschien.
- Dan is het dag; ik durf dan niet door den tuin.
- Je moet, Elena - hij vloekte - je moet, je moet....!
Hij stampvoette. Hij was woedend om hare weifeling.
- Wees stil, Wladimir, ik zal het doen.
- Pas op, als je niet komt.
- Ik zàl komen....
Zij drong hem nu weêr in de balzaal te gaan.
In het volle gedrang, voor het souper begon, had men hunne
afwezigheid niet opgemerkt.
De koning zoû met Elena soupeeren. Prins Edzard met de koningin
Alexandra.
- Wat stellen ze zich met elkaar aan, critizeerde de prins, die
zich van avond onberispelijk vond in zijn tulpenkostuum. De
koningin volgde ze beiden met een doordringenden blik.
- Laat ze...! mompelde ze minachtend. Het zijn kinderen.... naar
boven
X.
Het was in den rozen dageraad na het bal, en de geheele villa
sluimerde als moê van een orgie. De uitgebluschte illuminatie met
hare geraamten van stellages en gedoofde zonnen maakte een indruk
van feest-naweemoed; de terrassen lagen vol vertrapte bloemen en
vernielde overblijfselen van cotillon-versieringen en over het
voorterras tot in den tuin lag vreemd een schuin houten plankier,
waarover Wladimir in zijn zonnekar de balzaal was binnengereden. Om
de villa, die in hare ordeloosheid als moê scheen van het feest,
breidde de langzaam afglooiende tuin zich in stil bloesemende
plantenpracht uit, ongerept. In de verte, eeuwig kalm, lag de zee.
De jaloezie-deuren van Elena's kamer kraakten zacht open en het
jonge meisje trad op het terras. Zij was in een eenvoudig
reistoilet en zeer zenuwachtig, bleek, poogde zij kalm het terras
om te loopen, met een omweg, om niet langs de deuren te gaan van
het appartement der koningin. Langzaam liep ze door, quasi
onverschillig, en zij had bedacht - mocht zij iemand tegenkomen -
te zeggen, dat zij niet slapen kon en behoefte had aan frissche
lucht. Dat zoû nog al natuurlijk klinken. Maar haar hart klopte,
haar beenen trilden. Zij moest de geheele villa omloopen en zij
struikelde bijna, toen zij ging over het houten plankier van het
voorterras.
De villa bleef stil. Zij ontmoette niemand. Toen hoorde zij
eensklaps stemmen achter het geboomte van den tuin. Zijverschrikte eerst hevig, maar de klank der woorden stelde haar
gerust. Het waren tuinlui, bezig in den vroegen morgen.
Toch nam zij den kronkelenden omweg van een oranjelaan, om hunne
ontmoeting te vermijden. Langzamerhand begon zij vlugger te loopen,
zoo goed als zeker nu niemand tegen te komen der gasten. Haar quasi
onverschillige pas versnelde zich tot dien van een vlucht, een
zenuwachtige vlucht, met hare fijne laarsjes over het grint der
dalende en klimmende lanen. De villa was in het groen weggezonken.
Haar hart klopte haar tot benauwens toe. Over een uur, een half uur
misschien, zoû ze met den koning op zee zijn, terug naar
Thracië.... Zij bedacht hoe zij zich zoû houden. Niet meer zoo
opgewonden en aanstellerig als op het bal: dat was goed voor eens.
Waardiger en eenvoudig met een eenvoudigen, voornamen blik. Zoo
paste het aan de aanstaande vrouw van den koning. De vrouw van een
koning...! Het was een sprookje, ook al werd zijzelve geen
koningin. Het was een droom. Wat zoû haar vader er wel van
zeggen....! En zij poogde zich al reeds te voegen in die
eenvoudige, voorname houding, die haar goed dacht. Zij liep een
oogenblik kalmer om op adem te komen. Ginds, op den top van een
breeden heuvel, stond de koepel. Het was een klein lusthuisje,
zeshoekig, met fijn treille-werk, waarom een roze klimop klom met
groote trossen van roze bloesems. Daar zoû de koning haar wachten.
Zij zag naar boven, naar den koepel, meenende hem te zullen zien.
Maar zij zag nog niemand. En langzaam liep zij voort, vermoedende,
dat het te vroeg was, glimlachende om haar haast. Zij bereikte den
koepel, die hoog uitzag over de zee. Ginds, in waarheid niet heel
ver, en oogenschijnlijk op grooten afstand door het optische bedrog
der valleien van den tuin, lag de villa. Schuchter klopte Elena aan
de gesloten deur van den koepel. Er kwam geen antwoord. Toen
draaide zij de deur open. Wladimir was er nog niet. Het was toch
reeds over het uur. Vermoeid van het bal, van haar wandeling, liet
zij zich vallen op den lagen rozen zijden divan, die den geheelen
koepel van binnen omgaf. Het was een ideaal verblijfje; spiegels
beschilderd met bloemen en putti, tusschen lijsten van wit- en
goudlak; roze zijden gordijnen voor de hooge vensters en,
om de
gesloten jaloezieën, schemerde het binnen, zacht rozekleurig in het
zachte licht van den opdoemenden morgen.
Elena sloot de oogen. Het bal dwarrelde voor haar geest. Haar
slapelooze nacht deed haar hoofd tintelen, als waren hare hersenen
kristal. Alles was koortsig licht in haar van kleur en van gewicht.
Zij voeldeiets onaangenaam zwevends door alle hare leden.
Trots zichzelve, wachtende, sluimerde zij, zittende, in. Zij was
geheel in reistoilet, een grooten hoed met voile op, gehandschoend;
zoo, wachtende, zich correct houdende om de raideur van haar
reistoilet niet te verliezen, sluimerde zij in met een lichten
slaap, een slaap, die zich als bewust was. In haar sluimer vergat
zij niet, dat zij den koning wachtte. Over een uur zoû zij met hem
op zee zijn. Plotseling schrikte zij wakker. Stappen knarsten over
het fijne grint. Voor zij zich herstellen kon, trad Wladimir
binnen. Een voldane verrassing, toen hij haar zag, glom over zijn
gezicht.
- O, Wladimir, riep zij uit. Gelukkig, dat je daar bent. Ik ben zoo
nerveus. Hij gaf haar een zoen.
- Waarom? vroeg hij.
- Ik was zoo bang, dat de koningin iets merken zoû.
- Wel neen. Heb ik je lang laten wachten?
- Niet zoo heel lang.
- Ik heb een bad genomen in zee. Ik had behoefte wat te zwemmen.
Het heeft toch niet zoo heel lang geduurd, wel?
- Neen. Maar Wladimir, wanneer gaan wij nu weg?
- Ja, dat is de questie. De kapitein van mijn yacht heeft me laten
zeggen, dat de boel niet in orde was. Er is een mankement aan de
machine.
- Dus.... hoe dan?
- Ja, van morgen kunnen we niet gaan, kindje.
- Van morgen niet, Wladimir?
- Neen, beste meid. Hoe wil je met een kapotte boot naar
Thracië.
- Maar wanneer dan?
- Nou, we zullen nog wel eens zien.
- Ik zoû vandaag anders naar Thracië teruggaan, dat weet je.
Een désilluzie klom in haar op, lichtjes aan. Zij dacht wel, dat
hij er niets aan
doen kon, dat de machine kapot was, maar het was toch voor haar
eene groote teleurstelling.
- Nou, zeide hij als met een ingeving; ga dan terug naar Thracië,
net zooals mama het wil en hoû je dan kalm bij je vader en over een
paar dagen kom ik ook en dan trouwen we. Het is misschien zoo toch
beter, dan weg te loopen, vindt je ook niet?
- Misschien wel, maar ik had er zoo op gerekend. Ik zal nu maar
liever naar de villa teruggaan, Wladimir.
- Waarom zoû je? We zijn hier nu gezellig.
- De koningin zal me missen.
- Wel neen, mama slaapt. Iedereen slaapt. Ze zullen den heelen
morgen slapen.
- O, Wladimir!
- Wat toch?
- Ik zoû maar liever teruggaan... Hij nam haar geheel in zijn armen
en drukte haar tegen zich aan.
- Waarom... zoû je... dat... nu doen? vroeg hij tusschen zijn
zoenen in. Zij had hem te lief. Zij voelde zich te zwak inzijn armen. Zij legde haar hoofd aan zijn borst, maar met
vochtige oogen om hare désilluzie, dat zij niet gingen op reis.
Hij morrelde aan hare voile.
- Die vervelende hoed... schertste hij.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zij bleven samen in elkanders armen. Als uit gekheid had hij den
koepel van binnen gesloten. Het was er binnen donker roze schemerig
tusschen de spiegels, waarop de putti dansten en klommen, tusschen
bloemfestoenen...
Buiten over de opalen zee steeg de zon in den blozenden morgen.
------------------ naar boven
XI.
Men was dien dag zeer laat op de villa, en zelfs het lunch werd
niet te zamen gebruikt om de matheid der gasten na hun feestroes.
En hunne vrijheid werd hun vooral geheel gelaten, omdat de koningin
niet in een stemming was zich te vertoonen.
Ze bleef in haar appartement, in hare gedachten verloren en zij zag
niemand. In haar, als eene obsessie die grijnsde, stond de
valschheid van Briani steeds voor de oogen van haar ziel.
Om vier uur belde zij een lakei.
- Breng mij thee, en zeg den intendant, dat ik hem spreken wil.
Zij lag in hare antieke kanten lang uit, de oogen half geloken, op
haar divan. Zoo had zij reeds den geheelen dag gelegen. Toen de
lakei haar de thee gebracht had, richtte zij zich wat op, en schonk
zich in. De intendant verscheen.
- Hoe laat vertrekt de stoomboot naar Thracië?
- Om acht uur, Uwe Majesteit.
- Heeft de freule Elena orders gegeven omtrent haar vertrek?
- Ja, Uwe Majesteit. Ook nog sommige van de logés. Ik heb deze
lijst.
Hij reikte haar een lijst over.
- Het is goed. Ja juist; die zouden vertrekken. Allen naar
Thracië.
- Nu Uwe Majesteit mij toch tot Zich geroepen heeft, zoû ik Haar
gaarne over iets willen spreken.
- Waarover?
- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Edzard van Karlskrona heeft mij
een paar malen geklaagd over zijn appartement. Zijne Hoogheid vindt
de kamers te klein en te warm. Hij vroeg mij Uwe Majesteit hier
niet mede lastig te vallen, maar nu dat er vele gasten vertrekken,
zoû men Zijne Hoogheid misschien kunnen verhuizen.
Zij dacht even na.
- De kamers van den prins zijn niet bizonder. Vraag aan Zijne
Hoogheid uit mijn naam of Zij de kamer van de freule Elena wil
hebben. Zijne Hoogheid heeft dan maar één kamer, maar die is heel
ruim. De intendant boog zonder een spier te vertrekken.
- Ik zal Zijne Hoogheid dadelijk het voorstel van Uwe Majesteit
overbrengen, sprak hij, deftig als een hofdignitaris. Hij was de
eenige dignitaris van de koningin. En hij vertrok metwaardigheid. De koningin bleef alleen in een bittere stemming;
alles verveelde haar; zij gevoelde behoefte aan hulde, vereering,
vergoding en er was niemand. Prins Edzard was nog al aardig tegen
haar... maar dat was niet genoeg. Zij
moest een doel hebben voor
haar eerzucht. Zij gevoelde een kracht in zich te heerschen. En zij
heerschte alleen over haar villa en over haar bloemenbal.
Uit verveling, uit spleen wrong zij zich zuchtende over den divan.
Toen, in een impulsie, belde zij Elena.
Het meisje kwam spoedig binnen. Bij de deur bleef zij staan. Hare
houding was eerbiedig maar opgericht.
- Elena, begon de koningin. Van avond vertrek je om acht uur. Jaren
ben je bij me geweest. Ik had je liefgekregen als een
dochter...
Zij zweeg even. Elena wachtte af.
- Als een dochter, herhaalde Alexandra weemoedig. Als kind heb je
met den koning gespeeld. Dat je een genegenheid voor hem koesterde,
was misschien fataal. Maar het behoefde niet, dat je je vergat. Dat
je met den koning sprak op eene onbetamelijke wijze. Dat je met een
verfijnde coquetterie je opdrong aan het gezelschap van den koning.
Toch, als je eenig berouw getoond hadt, had ik van mijn zijde
genoeg liefde voor je over, om je te vergeven, om je hier te houden
bij mij. Maar nu, na gisteren avond, na het bal, waarop je je op
een onbeschaamde wijze met Zijne Majesteit geafficheerd hebt, is
dat onmogelijk. Ik heb je geroepen om afscheid van je te nemen.
Voor altijd, Elena.
Zij zag het jonge meisje aan en verwonderde zich, dat Elena, om
hare stem, haar groote macht van muzikalen toover, niet geroerd
werd. Vroeger zoû Elena, om zulke woorden, gezegd met zulk een
stem, in snikken zijn uitgebarsten. Nu bleef zij onbewegelijk staan
met een rustig gezicht.
Maar een triomf lichtte klaarblijkelijk over die rust. Alexandra
merkte dien triomf op.
- Mevrouw, antwoordde Elena kalm. Ik zal nooit vergeten, wat ik aan
Uwe Majesteit verschuldigd ben. Ik zal altijd dankbaar blijven om
de gunsten, die Uwe Majesteit mij verleend heeft...
- Dat zijn woorden, Elena.
- Maar ik geloof ook, dat het beter is, dat ik Uwe Majesteit
verlaat.
De koningin zag op. Haar blik was heel weemoedig.
- Ga dan. Mij verlaat alles. Mijn land verlaat mij en alles,
iedereen...
Elena begreep zelve niet, dat ze niet in snikken uitbarstte om de
diepe weemoedige smart van haar meesteres. Zij verwonderde zich,
dat zij kalm bleef, rustig, triomfeerend...
- Ga dan, herhaalde de koningin. Elena neeg en trok zich terug.
Zoodra zij weg was, richtte de koningin zich met een dolle energie
uit hare matte houding op. - O! de triomf van dat kind... Hetkon niet anders. Zoo kon ze zich niet vergissen. Er waren
huwelijksbeloften gewisseld tusschen haar zoon en Elena. Het kon
niet anders. De koning zoû de dwaasheid doen. De koning zoû zich
onmogelijk maken in de oogen van Liparië. Liparië zoû den koning
als een onverstandige jongen zijn troon doen ruimen. Thracië zoû
voor haar open zijn... het kon niet anders, het zoû zoo zijn... Zij
herademde, zij hoopte weer, de toekomst glansde voor haar op. En de
koning, de koning moest zoo spoedig terug naar Thracië. In Thracië
zoû het gebeuren. Zij zoû Wladimir zeggen, dat zij ziek was. Ziek
van de ondankbaarheid der menschen. Dat zij alleen wilde zijn,
geheel alleen, in de eenzaamheid van Paxos, zonder logés, zonder
feesten, zonder haar zoon. Zij zoû hem zeggen, dat hij zoo spoedig
mogelijk terug moest naar zijn land.
De dag sleepte zich voort. De koningin verscheen alleen aan het
diner en nam toen allerbeminnelijkst afscheid van hare gasten, die
zouden vertrekken tegelijkertijd met Elena. Haar afscheid van Elena
was heel koel.
De avond was stil. De nog overige logés verspreidden zich, voeren
op zee, toerden in het binnenland.
In den stillen avond, de villa weinig verlicht, deelde de koningin
het haar zoon meê. Dat zij moê was, ziek van de ondankbaarheid der
menschen.
Dat hij weg moest, hij en Briani. Maar dat zij hem in
Godsnaam toch smeekte niet verder te gaan in welke plannen ook, die
hij met Elena voor zoû hebben. De raad van een moeder...
Een onwil verstarde zijne trekken.
- Ik dank u voor uw raad, mama. Maar ik heb niets voor en al had ik
wat, dan weet u, dat ik toch doe wat ik wil. Ja, ja, zij wist het:
het was zoo smartelijk, voor een moeder...
- En ik kan me begrijpen, dat u rust noodig heeft na al die drukte.
We zullen overmorgen weggaan... naar boven
XII.
Zij kon niets meer doen: zij moest afwachten. En den dag van het
vertrek, in zichzelve reeds jubelend om haar glanzende hoop, werd
zij nog tot verrukking toe verblijd door de terugkomst van den
koerier uit Liparië. De koerier bracht haar het antwoord van keizer
Othomar mede. Het was in zeer waardeerende, bijna
vriendschappelijke termen gesteld.
Nu, in de stilte van haar boudoir, met het stille gejuich in hare
ziel, bleef zij, lezende en overlezende het keizerlijke
epistel....
In zijn kamer zat Wladimir. Ook hem had de koerier een brief
gebracht van den keizer. En ook Wladimir las en las telkens over.
In de minzaamste termen behelsde de brief eene uitnoodiging van
keizer Othomar van Liparië aan koning Wladimir van Thracië, om te
Lipara te komen en, zoolang het den koning behaagde, des keizers gast te zijn in het
Imperiaal, waar ook de vorst van Illyrië en zijne dochter verwacht
werden.
Lang las de jonge koning, in tweestrijd toe te geven aan zijne
dwaasheid om Elena te trouwen, expres omdat zijn moeder er zoo
tegen was...
En gehoor te geven aan de uitnoodiging van den keizer....
De uitnoodiging was heel minzaam, maar heel dringend ook. Wladimir
was niet zoo jong, of hij begreep dat. En eensklaps, met een
energie van zijn gedachte tegen haar eigen onbesuisdheid in, met
een plotselinge omwenteling in zijn denken, besloot bij. Besloot
hij heel kort en praktisch, zooals hij was. Hij besloot, maar hij
meende voor den vorm den raad van Briani te moeten vragen. Het zoû
goed zijn voor later, als die intrigant in de meening was, eenigen
invloed op hem te kunnen uitoefenen.
Hij ontbood Briani, las hem de uitnoodiging voor. En hij vroeg
Briani's raad.
- Uwe Majesteit kan zeker niet anders doen, dan aan dit hoffelijk
verzoek van den keizer van Liparië gehoor geven, sprak de
secretaris met zijn matte stem.
De koning zag hem weifelend aan.
- Zoû je dat meenen, Briani? vroeg hij en kneep zijn kleine oogen
half dicht. Nou, we zullen dan eens zien, als dat jouw opinie
is....
Toen, met zijn brief, ging hij naar het appartement van zijn
moeder....
Hij vond haar glanzend van jeugd, van schoonheid.
- Ik heb een brief van keizer Othomar, sprak zij, zoodra zij hem
zag en haar stem jubelde....
- Ik ook, mama, antwoordde bij droog. Zij verschrikte. In haren
brief was geene toespeling op den zijne.
- Wat schrijft de keizer? vroeg zij haastig.
Hij reikte haar het epistel over. Zij werd bleek.
- Maar je zoû naar Thracië teruggaan, niet waar?
- Ja, en wat raadt u mij?
Zijn oogen knepen zich bijna geheel dicht. Zij sidderde als in
koorts. Zij had een zwak spel op dit oogenblik.
- Ik geloof, dat je de invitatie op het oogenblik niet kunt
aannemen, Wladimir, sprak zij, zacht overtuigend. Je bent al zoo
lang van Thracië weg; er zijn dringende zaken, die wachten: de
ministers....
- Wachten ook, voltooide hij droog, goedmoedig. Ik denk, dat ik zal
gaan, mama. Ik geloof, dat het onverstandig is keizer Othomar boos
te maken.
Hare beenen trilden onder haar en zij zonk neêr op den divan,
zuchtende. Hij, op het punt te gaan, keerde zich om.
- A propos, mama. Ik zoû u heel gaarne nog iets vragen. Zoû u mij
een dienst willen doen?
Zij haatte hem op dit oogenblik.
- Wat dan? vroeg ze.
Hij ging zitten, hij nam haar hand en streelde haar mooien
onderarm.
Hij lachteen haalde de schouders op over zichzelven.
- Ik ben wel dwaas geweest, mama. Ik heb nogal met Elena gesproken,
toen zij hier was.... Ze heeft zich dingen in haar hoofd gehaald.
Zoo een hoofdje is zoo gauw in de war. Enfin, ze rekent er op, dat
ik in Thracië kom. Ze denkt dat.... nou ja, ze denkt, dat ik haar
trouwen zal....
Het was dus waar...!
- Nou woû ik u vragen... wil u zoo goed zijn haar eens te
schrijven? Dat het natuurlijk niet kan... Dat het een dwaasheid zoû
zijn.... Zeg maar, dat keizer Othomar het niet hebben wil.... Het
is voor mij zoo lastig zoo een brief te schrijven. U zal dus dat
zaakje wel in orde maken, niet waar?
Zij viel bijna in zwijm: het duizelde haar hevig. Zijne woorden
goten een kilkoud bad over haar uit.
- Je bent een slechte jongen... stamelde zij: maar ik zal haar
schrijven...
- Ik ben zoo slecht niet, antwoordde hij goedmoedig. Ik vind Elena
wel een lieve meid. Ik heb er wel over gedacht... maar het zoû toch
te dol zijn, niet waar?..
Hij liet haar alleen; hij zag, dat zij niet wel was en alleen wilde
zijn. Begrijpen deed hij haar niet. Hij had haar spel niet
doorzien. Alleen een onwillekeurige plotselinge omwenteling in zijn
denken had hem behoed onbesuisd te handelen.
Zij begreep het: die plotselinge omwenteling had zij niet voorzien.
Zij had haar spel berekend, heel fijn, maar de werkelijkheid, met
een zwaaitje van gedachte, troefde haar. Zij verloor...
Half in onmacht was zij neêrgezonken. Hare koortsige vingers
verkreukelden den brief van den keizer van Liparië, hare nagels
scheurden in de zijde van haar kussens. Al hare hoop knakte ineen:
er was niets meer...
- Het leven is tegen mij... mompelde zij. Al een langen tijd is het
leven tegen mij...! Maar ik geef het niet op. Misschien een
volgenden keer...
Toen knakte zij in een, en achter hare handen deed zij wat zij
nooit deed: zij weende bitter... naar boven
XIII.
Er waren twee weken verloopen. De jonge koning was naar Liparië
gegaan en sedert een paar dagen was zijne verloving met de prinses
van Illyrië aan de hoven van Europa bekend gemaakt.
De gasten der koningin Alexandra waren allen vertrokken, prins
Edzard ook. Hij had eerst langer willen blijven, maar de leêge,
groote villa, die bij kort te voren als een rendez-vous van feest
gekend bad, maakte hem melancholiek. En de koningin liet hem gaan,
zooals allen van haar weggingen...
Alexandra had aan Elena den brief geschreven, waarom Wladimir haar
verzocht had. In haren hoogen, weemoedigen, zacht verwijtenden toon
had zij Elena meêgedeeld, dat de koning in een oogenblikvan jeugdige ondoordachtheid beloften gedaan had, die om het
belang van zijn land niet vervuld konden worden. De verwijtingen
aan Elena waren in een milden toon. En daarna veranderde bet
epistel van topic en vroeg het of Elena geen berouw voelde en
deelde het mee, dat de koningin Elena genoeg liefhad om haar te
vergeven, en dat Elena in genade weder zoû worden ontvangen, zoo ze
terug wilde keeren...
Want de verbannen vorstin miste in hare algemeene verlatenheid hare
hofdame en zij wist niemand, die Elena vervangen kon...
Elena had eerst niet gewild. Verpletterd onder hare désilluzie - de
hoofdstad geïllumineerd en vlaggende om de verloving van den koning
- had zij hare eerste levenssmart geleden. En zij had niet terug
gewild, zij had willen blijven treuren in Thracië. Maar haar vader,
die niet geweten had, wat met haar te beginnen, had haar gedwongen
de vergeving van de koningin aan te nemen en terug te gaan. En zij
was terug gegaan. Te Paxos, ouder geworden, nadenkender, van meisje
tot vrouw - had haar met grooten weemoed getroffen de villa, blank
en ruim, en verlaten, waar de koningin geen feest meer vierde. En
zij zag nu eerst hoe het geweest was: hoe de koningin al die
menschen tot zich kon lokken, als schitterende parasieten van
genot, die bleven zoo lang zij genoten, maar die gingen als het
genot gedaan was. De koningin, die haar beeldschoon, statig maar
eenzaam te gemoet kwam over het verlaten terras, met alleen de
onbewegelijkheid der beeldgroepen, roerde haar zeer, en zij viel
aan hare voeten neer en weende en de koningin troostte haar in hare
armen... Het was een aandoenlijk oogenblik. Maar Elena kon het niet
helpen; zij was ouder geworden, zij dacht na en zij dacht over de
koningin en hare intuïtie miste alle oprechtheid aan hare
meesteres. Zij zag, dat die bevallige omhelzingen comedie waren en
geen troost. De dagen gingen stil voorbij, soms met nauwlijks
eenige woorden gewisseld tusschen de beide vrouwen. Elena werd
somberder en bitterder. Op een morgen, vroeg, werktuigelijk daalde
zij de paden van den tuin af naar de grasvlakte vol narcissen, naar
zee. Zij was uitgegaan zonder eenig voornemen, maar toen zij de
opalen kalmte van de zee zag, kreeg zij een heimwee, een heimwee
zich te laten glijden in de weeke meêgeving
van het aanlokkende
element, dat breed, rustig, als een eindelooze droom, waarin zij
zich verliezen zoû, daar uitlag. Zij daalde al lager en lager. Zij
kwam aan zee. Hier was de plek, waar de koning baadde, waar de
koning ver in zee zwom. Daar, waar zijne leden zich hadden
uitgevlijd, zoû zij zichuitvlijen. Uit de zee steeg de Zon, in de zee daalde de Zon; ook
zij zoû er dalen. Het voornemen was vast bij haar. Zij trad tot aan
den oever toe. Toen het water even schuimde aan hare voeten, wist
zij niet meer... Zoû zij verder gaan, de zee inloopen...? Zij wist
niet of zij durfde... Zij deed nog één pas, hare schoenen werden
nat. Toen gevoelde zij het, dat zij niet dorst. Zij trok zich
terug...
Zij dorst niet. Zij zag, dat zij er te laf toe was. Zij zoû blijven
leven. Maar zij was niet meer het simpele meisje: eene kleine in
het groote leven...
Langzaam klom zij de helling der grasvalleien op. Zij zoû teruggaan
naar de
villa. Maar zij wist nu, dat het leven moeilijk was, en dat men
schrap moest staan, om niet onder te gaan. Zij zoû leeren schrap te
staan. De koningin was een goede leermeesteres... Of neen, neen: de
koningin had geen macht nu. Zij was niet meer dan een naam, dan een
titel. Elena voelde het: zij kon niet blijven bij de koningin. Want
zij zoû in het spel van het leven goed willen leeren spelen: zij
zoû willen winnen. Zij wilde troeven krijgen en zij moest trouwen:
een goed huwelijk doen. Dat zoû zij hier niet te Paxos. Een droom
van eerzucht werd zich in haar bewust... De koning zoû trouwen: het
hof van Thracië zoû schitteren van den nieuwen luister der jonge
koningin... En daar wilde zij, Elena, bij zijn: ze wilde hofdame
zijn, daar... Dat was de koning haar wel verschuldigd haar hofdame
te kiezen bij zijne jonge vrouw. Zoo zoû het moeten worden... Hier
bij de koningin Alexandra had zij in het geheel geene
toekomst...
Zij voelde een egoïsme in zich wakker worden, in haar, het simpele
jonge meisje. Maar was het hare schuld? Neen, het was de schuld van
het cynische, koele leven, het hartelooze, liefdelooze leven... Het
was hare schuld niet. En met sentimenteel zijn en zich verbeelden,
dat de Zon in de zee daalde, kwam men niet verder.
Zij lachte bitter, om zichzelve. Welnu, zij zoû niet sentimenteel
meer zijn. Zij zoû zich niet meer verbeelden, dat koningen haar
zouden trouwen. Zij
zoû cynisch zijn en liefdeloos...
Zij had de villa bereikt. De koningin sliep nog. En Elena zette
zich neêr om een langen brief te schrijven aan haar vader. Dat zij
niet blijven wilde te Paxos, om haar leven te laten verwelken in de
ballingschap van de koningin Alexandra. Dat
zij andere ideeën had, die zij met energie nu poogde tot
werkelijkheid te brengen. Dat zij geen kind meer was, en dathet leven haar geleerd had het spel van het leven mee te spelen,
met de anderen.
DEN HAAG, Sept. '95